Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Week 16 Woordvolgorde
Week 16 Woordvolgorde (bijwoorden)
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Week 16 Woordvolgorde (bijwoorden)
Slide 1 - Tekstslide
Lesson aims
I can correctly use adverbs in a sentence.
I can write English sentences using the correct word order.
Basisstof: Groen
Extra uitdaging: Oranje
Slide 2 - Tekstslide
Adverb = bijwoord
Wat is een bijwoord?
Slide 3 - Tekstslide
Adverbs
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.
He
drives
fast.
Een bijwooord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.
The
extremely
beautiful
house.
Slide 4 - Tekstslide
Welke bijwoorden zijn er?
Bijwoorden die iets zeggen over
hoe vaak
iets gebeurt
(adverbs of frequency)
Bijwoorden die iets zeggen over
de mate
waarin iets
(adverbs of degree)
Bijwoorden die iets zeggen over
hoe
iets gebeurt
(adverbs of manner)
Bijwoorden die iets zeggen over
waar of waarheen
(adverbs of place)
Bijwoorden die iets zeggen over
wanneer
(adverbs of time)
Slide 5 - Tekstslide
Back to the basics!
Slide 6 - Tekstslide
Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jack and Pete
are going
to the cinema
tonight
on a date
Slide 7 - Sleepvraag
wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training
every Sunday
their son
Slide 8 - Sleepvraag
1
2
3
4
5
Wie
Doet
Waar
Wanneer
Wat
Slide 9 - Sleepvraag
1
2
3
4
5
Kevin
watches
in his room
every night
television
Slide 10 - Sleepvraag
De
basisregel
voor woordvolgorde is:
Wie
-
doet
-
wat
-
waar
- wanneer.
Keith
watches
television
in his room
every night.
Slide 11 - Tekstslide
Adverb of place (waar?)
- in the house, at work, in France
- staan aan het einde van de zin, maar vóór 'wanneer':
My bike
is
in the shed.
Helen
arrived
at her appartment
last night
Slide 12 - Tekstslide
Adverb of time (wanneer?)
- yesterday, in 2012, tomorrow
- staan meestal aan het eind van een zin. Bij nadruk op de tijd kun je ze ook
vooraan
in een zin zetten.
They
left
two days ago.
Last night
,
Helen
arrived
at her appartment.
Slide 13 - Tekstslide
! TIP !
De P van Place (of plaats) komt voor de T van Time (of tijd) in het alfabet!
They
left
for France
two days ago.
Helen
arrived
at her appartment
at ten o'clock.
Slide 14 - Tekstslide
Adverb of degree (hoe erg?)
- extremely, really, very, terribly
- staan ná het woord waat het over gaat.
She
is
really
busy
right now.
He
was
very
annoyed
last night.
Slide 15 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Always I play football.
B
I always play football.
C
I play always football.
D
I play football always.
Slide 16 - Quizvraag
Adverb of frequency (hoe vaak?)
- never, sometimes, always, usually
- staan vóór het hoofdwerkwoord. Let op! Bij
'to be'
staan ze erachter.
I
always
eat
a sandwich
in the morning.
She
is
never
on time.
Slide 17 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Klara is always extremely funny.
B
Klara is extremely always funny.
C
Klara is always funny extremely .
D
Klara extremely is always funny.
Slide 18 - Quizvraag
Adverb of manner (hoe?)
- friendly, slowly, carefully
- staan ná het hoofdwerkwoord of voorwerp.
They
walked
quickly
.
He
plays
the piano
beautifully
Slide 19 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Carefully closes she the door.
B
She closes carefully the door.
C
She closes the carefully door.
D
She closes the door carefully.
Slide 20 - Quizvraag
Adverbs
Adverbs of place
Adverbs of time
Adverbs of frequency
Adverbs of degree
Adverbs of manner
Where?
When?
How often?
How much?
How?
- Achteraan in de zin
(voor het bijwoord van tijd)
- Helemaal aan het einde van de zin
- Helemaal aan het begin van de zin
- Voor het hoofd-
werkwoord
- Na een vorm van 'to be'
- Staan na het woord waar het over gaat
- Na het hoofd-
werkwoord of
het onderwerp
van de zin
Slide 21 - Tekstslide
Adverbs of place, time & frequency
Slide 22 - Tekstslide
Put in the correct order.
her / in town / yesterday / I / met
Slide 23 - Open vraag
Put in the correct order.
really/ that/ of/ ! / is/ you/ kind
Slide 24 - Open vraag
Put in the correct order.
the teacher - about word order - taught - the students
Slide 25 - Open vraag
Put in the correct order.
out / is / another / idea / to / go
Slide 26 - Open vraag
Put in the correct order.
pass / could / the / salt / you / me / ?
Slide 27 - Open vraag
Time to practice!
Gemengde exercises
Gemengde exercises
Adverbs of degree
Adverbs of degree
Adverbs of manner
Adverbs of manner
Adverbs of frequency
Adverbs of frequency
Adverbs of place
Advers of time
Slide 28 - Tekstslide
Adverbs
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.
He
drives
fast.
Een bijwooord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.
The
extremely
beautiful
house.
Slide 29 - Tekstslide
Welke bijwoorden zijn er?
Bijwoorden die iets zeggen over
hoe vaak
iets gebeurt
(adverbs of frequency)
Bijwoorden die iets zeggen over
de mate
waarin iets
(adverbs of degree)
Bijwoorden die iets zeggen over
hoe
iets gebeurt
(adverbs of manner)
Bijwoorden die iets zeggen over
waar of waarheen
(adverbs of place)
Bijwoorden die iets zeggen over
wanneer
(adverbs of time)
Slide 30 - Tekstslide
Adverbs
Adverbs of place
Adverbs of time
Adverbs of frequency
Adverbs of degree
Adverbs of manner
Where?
When?
How often?
How much?
How?
- Achteraan in de zin
(voor het bijwoord van tijd)
- Helemaal aan het einde van de zin
- Helemaal aan het begin van de zin
- Voor het hoofd-
werkwoord
- Na een vorm van 'to be'
- Staan na het woord waar het over gaat
- Na het hoofd-
werkwoord of
het onderwerp
van de zin
Slide 31 - Tekstslide
Adverbs of place, time & frequency
Slide 32 - Tekstslide
Put in the correct order.
her / in town / yesterday / I / met
Slide 33 - Open vraag
Put in the correct order.
really/ that/ of/ ! / is/ you/ kind
Slide 34 - Open vraag
Put in the correct order.
the teacher - about word order - taught - the students
Slide 35 - Open vraag
Put in the correct order.
out / is / another / idea / to / go
Slide 36 - Open vraag
Put in the correct order.
pass / could / the / salt / you / me / ?
Slide 37 - Open vraag
Put in the correct order.
follow / Just / the / signs.
Slide 38 - Open vraag
Put in the correct order.
will bring / I / tomorrow / to school /my reading book
Slide 39 - Open vraag
Put in the correct order.
never / we / getting / are / back together
Slide 40 - Open vraag
Time to practice!
Gemengde exercises
Gemengde exercises
Adverbs of degree
Adverbs of degree
Adverbs of manner
Adverbs of manner
Adverbs of frequency
Adverbs of frequency
Adverbs of place
Advers of time
Slide 41 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Word order
April 2022
- Les met
41 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 2-4
Adverbs (Frequency, Manner, degree, place and Time)
Mei 2023
- Les met
39 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Woordvolgorde t/h
Juli 2023
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
the adverbs
September 2021
- Les met
31 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Adverbs (Manner, place and Time)
Mei 2022
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3
Word order
Februari 2024
- Les met
34 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 2-4
Adverbs (Manner, place and Time)
Mei 2023
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Adverbs (Manner, place and Time)
April 2023
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2