Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Word order
Word Order
Adverbs of frequency, degree, manner, place & time
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 2-4
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Word Order
Adverbs of frequency, degree, manner, place & time
Slide 1 - Tekstslide
Lesson aim
Ik kan de woordvolgorde op de juiste manier gebruiken in een zin
Slide 2 - Tekstslide
Back to the basics
Slide 3 - Tekstslide
1
2
3
4
5
Kevin
watches
in his room
every night
television
Slide 4 - Sleepvraag
1
2
3
4
5
Wie
Doet
Waar
Wanneer
Wat
Slide 5 - Sleepvraag
Schrijf dit op!
De
basisregel
voor woordvolgorde is:
Wie
-
doet
-
wat
-
waar
- wanneer.
Keith
watches
television
in his room
every night.
Slide 6 - Tekstslide
wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training
every Sunday
their son
Slide 7 - Sleepvraag
Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jack and Pete
are going
to the cinema
tonight
on a date
Slide 8 - Sleepvraag
Adverb of place (waar?)
- in the house, at work, in France
- staan aan het einde van de zin, maar vóór 'wanneer':
My bike
is
in the shed.
Helen
arrived
at her appartment
last night
Slide 9 - Tekstslide
Adverb of time (wanneer?)
- yesterday, in 2012, tomorrow
- staan meestal aan het eind van een zin. Bij nadruk op de tijd kun je ze ook
vooraan
in een zin zetten.
They
left
two days ago.
Last night
,
Helen
arrived
at her appartment.
Slide 10 - Tekstslide
! TIP !
De P van Place (of plaats) komt voor de T van Time (of tijd) in het alfabet!
They
left
for France
two days ago.
Helen
arrived
at her appartment
at ten o'clock.
Slide 11 - Tekstslide
Which one is correct?
A
She doesn't go on Friday to the pub.
B
She doesn't go to the pub on Friday.
Slide 12 - Quizvraag
Which one is correct?
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.
Slide 13 - Quizvraag
Correct the mistake:
We went last summer on holiday to France.
Slide 14 - Open vraag
Adverb of frequency (hoe vaak?)
- never, sometimes, always, usually
- staan vóór het hoofdwerkwoord. Let op! Bij
'to be'
staan ze erachter.
I
always
eat
a sandwich
in the morning.
She
is
never
on time.
Slide 15 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Always I play football.
B
I always play football.
C
I play always football.
D
I play football always.
Slide 16 - Quizvraag
Which sentence is correct?
A
Klara always is extremely funny.
B
Klara is always extremely funny.
C
Klara makes always the best jokes.
D
Klara always makes the best jokes.
Slide 17 - Quizvraag
Adverb of degree (hoe erg?)
- extremely, really, very, terribly
- staan ná het woord waat het over gaat.
She
is
really
busy
right now.
He
was
very
annoyed
last night.
Slide 18 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Klara is always extremely funny.
B
Klara is extremely always funny.
C
Klara is always funny extremely .
D
Klara extremely is always funny.
Slide 19 - Quizvraag
Adverb of manner (hoe?)
- friendly, slowly, carefully
- staan ná het hoofdwerkwoord of voorwerp.
They
walked
quickly
.
He
plays
the piano
beautifully
Slide 20 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
Carefully closes she the door.
B
She closes carefully the door.
C
She closes the carefully door.
D
She closes the door carefully.
Slide 21 - Quizvraag
Let's check!
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de basisregel?
A
Wie doet wanneer wat waar
B
Wie doet wat wanneer waar
C
Wie doet wat waar wanneer
D
Wat doet wie wanneer waar
Slide 23 - Quizvraag
Woorden van 'place' (waar) en 'time' (wanneer) staan meestal aan het _________ van de zin.
A
begin
B
einde
Slide 24 - Quizvraag
will bring / I / tomorrow / to school /my reading book
Slide 25 - Open vraag
never / we / getting / are / back together
Slide 26 - Open vraag
Woorden van 'frequency' (hoevaak) staan _________ het hoofdwerkwoord, behalve bij 'to be'
A
voor
B
na
Slide 27 - Quizvraag
is
she
ill
never
Slide 28 - Sleepvraag
1. Always
2. Never
3. Often
4. Sometimes
5. Usually
Altijd
Nooit
Gewoonlijk
Vaak
Soms
Slide 29 - Sleepvraag
my
never
dog
angry
gets
Slide 30 - Sleepvraag
Woorden van 'manner' (hoe?) staan _________ het werkwoord of voorwerp waar het over gaat.
A
voor
B
na
Slide 31 - Quizvraag
Word order
he
played
beautifully
the flute
yesterday
Slide 32 - Sleepvraag
Make your own sentence, use these words:
always - very - shop - Tuesday
Slide 33 - Open vraag
Today's goals
Ik kan de woordvolgorde op de juiste manier gebruiken in een zin
Practice: book page 163-164
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Week 16 Woordvolgorde
April 2023
- Les met
41 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Woordvolgorde t/h
Juli 2023
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
the adverbs
September 2021
- Les met
31 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Word order
Oktober 2023
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 2-4
Adverbs (Frequency, Manner, degree, place and Time)
Mei 2023
- Les met
39 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Word order
April 2022
- Les met
41 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, havo
Leerjaar 2-4
Adverbs (Manner, place and Time)
April 2023
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Adverbs (Manner, place and Time)
Mei 2022
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3