2Ga H11.1

Vandaag..
Deze les gaat over een deel van 11.1 
Oftewel over de geslachtsdelen van de vrouw en man en over menstruatie (ongesteldheid).

Gebruik voor het maken van de les ook je tekstboek H11.1


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Vandaag..
Deze les gaat over een deel van 11.1 
Oftewel over de geslachtsdelen van de vrouw en man en over menstruatie (ongesteldheid).

Gebruik voor het maken van de les ook je tekstboek H11.1


Slide 1 - Tekstslide

De volgende twee dia's gaan over de geslachtsdelen van de vrouw en man.
Je moet alle onderdelen van de geslachtsdelen weten en ook de functies ervan.

Slide 2 - Tekstslide

Inwendige geslachtsorganen
Urineblaas
In de urineblaas bevind zich urine. De urine verlaat de blaas via de urinebuis. 
Penis (eikel en voorhuid)
De penis is het meest herkenbare gedeelte van het mannelijk voortplantingsorgaan. De penis bestaat uit zwellichamen. Het lange gedeelte van de penis heeft geen specefieke naam. 
Het bovenste puntje noemen we de eikel, om de eikel heen bevind zich de voorhuid. De voorhuid is een velletje die de eikel beschermt. Tijdens een erectie trekt de voorhuid zich terug en wordt de eikel zichtbaar. 
De eikel is het gevoeligste gedeelte van de penis en speelt een grote rol bij seksualiteit.
Zaadleider
Vanuit de bijbal loopt er een buisje verder wat ook wel de zaadleider wordt genoemd, die vervolgens naar de lies en met een grote bocht richting de prostaat gaat. De zaadleider verbindt de bijbal met de urinebuis. Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes.  
Hoewel de urinebuis ook urine loost, is er een klep die de uitstroom van sperma en urine regelt. Tijdens de ejaculatie (klaarkomen) stroomt het sperma door de urinebuis uit de penis. Dit betekend dan ook dat er op dat moment geen urine vrij kan komen. Je kan dus nooit tegelijkertijd plassen en klaarkomen
Prostaat
De functie van de prostaat is het vervoer van zaadcellen bij het klaarkomen. Bij het klaarkomen worden de zaadcellen naar de prostaat gepompt. Daar worden ze vermengd met het prostaatvocht.
Zaadblaasje
Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes. Zaadblaasjes zijn klieren die spermavocht produceren. Dit vocht komt in de prostaat samen met de zaadcellen. 
Bijballen
Een man heeft dus twee zaadballen en twee bijballen. Zo'n bijbal bestaat uit een grote groep van zeer kleine buisjes en ligt als een soort kapje op de zaadbal. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.
Teelballen
Je teelbal heeft twee duidelijke functies:
Het produceren van spermacellen voor de voortplanting.
Het produceren van het mannelijke hormoon testosteron.
Balzak
De balzak is een huidplooi waarin de teelballen liggen
Zwellichamen
Een zwellichaam is een sponsachtige groep spiercellen die zich kunnen vullen met bloed. Wanneer de bloedtoevoer veel wordt zwelt het orgaan zich op. (In dit geval de penis)
Urinebuis
De urinebuis is een lange buis vanuit de urineblaas tot het uiterste puntje van de penis. Bij de prostaat kan er in de urinebuis sperma worden toegevoegd. Let op! Urine en sperma kunnen nooit tegelijk door de buis heen lopen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf op hoe de weg van de zaadlozing is. Begin bij het begin: in de teelballen en eindig bij de eikel.
Schrijf het zo op: 
Teelballen - ... -... - eikel.

Gebruik je tekstboek voor het beantwoorden van de vraag.

Slide 4 - Tekstslide

Oplossing
Teelballen - bijballen - zaadleider- urinebuis -  eikel.

(zaadcellen gaan niet de zaadblaasjes en prostaat in. Ze gaan er langs)

Slide 5 - Tekstslide

Baarmoeder.
De eicellen worden door de eileiders naar de baarmoeder vervoerd.
1
Eileider
Vanuit de eierstok komt een eicel in de eileider. Deze vervoert de eicellen richting de baarmoeder
2
Eierstok
In de eierstok ontwikkelen zich de eicellen. Dat begint in de pubertijd en eindigt vanaf ong. 50 jaar. Dan raakt een vrouw in de overgang. De overgang kan enkele jaren duren.
3
Urineblaas: Opslagplaats voor urine
4
Eierstok
Ongeveer eenmaal per 4 weken komt een eicel vrij uit de eierstok.
Dit heet ovulatie of eisprong. 
Meestal komt er om de beurt een eicel vrij uit een eierstok.
3
Urinebuis: vervoert urine
5
Vagina: Opening tussen de benen van een vrouw. Komt aan de binnenkant uit in de baarmoeder. Bij geslachtsgemeenschap komt het sperma in de vagina en 'zwemmen' de zaadcellen naar de baarmoeder en de eileiders. In de eileider kan bevruchting plaatsvinden.
6
Namen van de onderdelen leren 
en de functies kennen.
Bevruchting 

Slide 6 - Tekstslide

We gaan nu verder met menstruatie. In de volgende dia zie je de leerdoelen.

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les:
- Weet je wat menstruatie is
- Weet je wanneer de ovulatie plaatsvindt. 
- Weet je wat de menstruatiecyclus is. 





Slide 8 - Tekstslide

Hoe noemen we de geslachtscellen van de man?
A
eicel
B
zaadcel
C
lichaamscel

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer is de eicel bevrucht?
A
Als de eisprong is geweest
B
Als de vrouw een orgasme heeft gehad
C
Als de kern van de zaadcel met de kern van de eicel is versmolten

Slide 10 - Quizvraag

Wat weet je over menstruatie?

Slide 11 - Woordweb

Menstruatiecyclus is een cyclus van..
A
Rijping tot rijping van eicel
B
Ongesteld zijn tot ongesteld zijn
C
Van eisprong tot eisprong

Slide 12 - Quizvraag

Beluister mij!

Slide 13 - Tekstslide

Beluister mij!

Slide 14 - Tekstslide

Baarmoederslijmvlies

Elke maand wordt het baarmoederslijmvlies dikker door bloedvaten en slijm. 

Beluister mij!

Slide 15 - Tekstslide

Rijping follikel (eicel)

1x in de 4 weken

Rijping duurt 28 dagen

Eicel 

gele lichaam blijft achter
Beluister mij!

Slide 16 - Tekstslide

Als de eicel NIET is bevrucht 
gaat de eicel dood in de eileider. 
Het slijmvlies en bloedvaten van de baarmoeder worden dan afgebroken. 
Dit slijmvlies en de bloedvaten komen via de vagina naar buiten. 

Dit noemen we MENSTRUATIE of ONGESTELD ZIJN

Slide 17 - Tekstslide

Menstruatie of ongesteld zijn
- de duur is afwisselend. De ene vrouw is 2 tot 3 dagen ongesteld, de andere vrouw wel 7 dagen of langer. 
- gemiddeld is een meisje of vrouw 5 dagen ongesteld. 
- een meisje is ongesteld vanaf de puberteit (ongeveer 13 jaar) tot de overgang (ongeveer 50 jaar)

Slide 18 - Tekstslide

Gemiddeld 
Beluister mij!

Slide 19 - Tekstslide

symptomen
- ellendig of verdrietig voelen
- buikpijn, rugpijn, hoofdpijn, spierpijn. 
- soms is een meisje sneller boos of chagrijnig
- sommige vrouwen hebben extra zin in lekkere dingen zoals chocola

Slide 20 - Tekstslide

Maandverband,tampons en softcups
Hiermee wordt het slijmvlies en bloed opgevangen
maandverband: wordt tegen de opening van de vagina gedragen.
tampons: worden in de vagina gedragen. 
softcups: vangen bloed op. Zitten in de vagina. Zijn wat duurder. Kun je hergebruiken. 

Slide 21 - Tekstslide

Hygiëne 
Maandverband en tampons moet je regelmatig vervangen
Door bacteriën kan het bloed onfris gaan ruiken.
Er kunnen ook ontstekingen ontstaan. 
Het is belangrijk goed te wassen tussen de schaamlippen. Elke dag, maar zéker tijdens de menstruatie! 

Slide 22 - Tekstslide

Moet kunnen aangeven:
  • Wanneer ongesteld
  • Wanneer eisprong
  • Wanneer vruchtbaar
  • Functies oestrogeen
  • Functies progesteron
  • Functies LH
  • Functies FSH

Beluister mij!

Slide 23 - Tekstslide

Menstruatiecyclus
Beluister mij!

Slide 24 - Tekstslide

Beluister mij!

Slide 25 - Tekstslide

menstruatiecyclus
Beluister mij!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Oefening (vorige dia gebruiken)
Stel een vrouw is vandaag ongesteld geworden. Wanneer wordt ze weer ongesteld?

Slide 28 - Tekstslide

Oplossing
De vrouw is vandaag ongesteld geworden = 15 okt.
De menstruatiecyclus duurt 28 dagen. 
Oktober telt 31 dagen.  
Ze wordt dus weer 12 november ongesteld.


Slide 29 - Tekstslide

Beluister mij!

Slide 30 - Tekstslide

Beluister mij!

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Opdracht
Benoem nummers 1 t/m 12
(in een document of schrift)

Slide 34 - Tekstslide

Antwoorden
1 = rijpend follikel
2 = ovulatie
3 = geel lichaam
4 = Lichaamstemp.
5 = hormoonafgifte hypofyse
6 = hormoonafgifte eierstok
7 = baarmoederslijmvlie
8 = menstruatie
9 = LH
10 = FSH
11 = Oestrogeen
12 = Progesteron

Slide 35 - Tekstslide

In de volgende dia's kan je even checken of je het begrepen heb.
Je mag het overslaan als je zeker weet dat je het wel begrijpt.

Slide 36 - Tekstslide


wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling

Slide 37 - Quizvraag

Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats?
A
Nee
B
Ja
C
D

Slide 38 - Quizvraag

De menstruatie wordt geregeld door hormonen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Wanneer is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
Vlak na de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Vlak na de eisprong
D
Vlak voor de eisprong

Slide 40 - Quizvraag

Wordt het slijmvlies van de baarmoeder tijdens de menstruatie dikker?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken

Slide 42 - Quizvraag

Wat is menstruatie?
A
Dat een meisje een vrouw wordt
B
Dat een meisje borsten krijgt
C
Dat een meisje zwanger wordt
D
Dat een meisje bloed verliest elke maand

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor menstruatie?

Slide 44 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat er gebeurt tijdens de menstruatie

Slide 45 - Open vraag

-The end-
Ga nu verder met (in classroom):
- bron 10 invulschema. 
- nakijken bron 10 invulschema. De antwoorden staan op blz. 2

Daarna:
- Learnbeat 11.1 onderdeel A, B, C.
- Klaar? Maken 11.2 onderdeel A en B.

Slide 46 - Tekstslide