Grammatica ZD

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  1. leesboek
  2. pen
  3. schrift
  4. lesboek
Open je leesboek, 
tijd om te lezen.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  1. leesboek
  2. pen
  3. schrift
  4. lesboek
Open je leesboek, 
tijd om te lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica - zinsdelen
De komende periode gaan we aan de slag met grammatica
we leren over diverse zinsdelen

Je gaat leren over:
  • persoonsvorm en zinsdelen
  • onderwerp 
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling


Slide 2 - Tekstslide

Even denken hoor!
De flof wufte zijn frimse fruim. 

Slide 3 - Tekstslide

Even denken hoor!
De jongen pakte zijn gele tas.

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica
Om een taal te begrijpen is het nuttig om inzicht te hebben in taal. Er zijn bepaalde regels. Die regels noemen we grammatica

Stel je voor dat je alleen woorden gebruikt om je uit te drukken. 

Het combineren van woorden helpt je uit te drukken wat je wilt zeggen. Zo ontstaan korte zinnen.

Die zinnen kun je uitbreiden. Hier gebruik je een grammatica voor. 

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica - 
zinsontleding

Je kunt een zin in stukken hakken. 
Elk stuk heeft een andere functie in de zin.

Ik ga naar de supermarkt.
Ik -> wie doet iets?
ga -> wat wordt er gedaan?
naar de supermarkt -> waar is het?
Grammatica - 
Woordsoorten

Een zin bestaat uit verschillende soorten woorden. 

Elk woord in de zin geven we een andere naam. 
We noemen dit ook wel taalkundig ontleden. 


Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat weet je nog van de persoonsvorm?

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:
Een pistoolgarnaal / blijkt/ bij hogere temperaturen/ steeds luidruchtiger / te worden.

Op 20 juli 1969 / landden / Amerikaanse astronauten / op de maan

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:
Een pistoolgarnaal / blijkt/ bij hogere temperaturen/ steeds luidruchtiger / te worden.

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Staat de zin in enkelvoud of meervoud?

Slide 9 - Tekstslide

Bekijk de volgende zinnen:
Op 20 juli 1969 / landden / Amerikaanse astronauten / op de maan

  • In welke tijd staat deze zin?
  • Staat de zin in enkelvoud of meervoud?

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm
De woorden BLIJKT en LANDDEN noemen we persoonsvormen

De persoonsvorm geeft het getal aan: enkelvoud of meervoud en de tijd: tegenwoordige tijd of de verleden tijd.

Soms staan er nog meer werkwoorden in de zin, maar dat zijn geen persoonsvormen

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Welke manieren heb je geleerd?

Slide 12 - Tekstslide

1. De tijdproef
Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

In dit tijdschrift wordt  een leuk artikel gepubliceerd.
In dit tijdschrift werd    een  leuk artikel gepubliceerd.

Slide 13 - Tekstslide

2. De getalsproef
Verander het getal van de zin: maak van het enkelvoud het meervoud of van het meervoud het enkelvoud.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
In dit tijdschrift wordt een leuk artikel gepubliceerd.
In dit tijdschrift worden leuke artikelen gepubliceerd.


Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag! 
Wat? Maak opdr. 1 t/m 4 op p. 204-205.
Hoe? Je werkt zelfstandig, antwoorden noteer je in je schrift.
Hulp? Steek je hand op als het niet lukt, ik kom je helpen.
Tijd? 15 minuten.
Wat leer ik? Je oefent met het benoemen van de persoonsvorm en zinsdelen.
Klaar? Haal een nakijkvel op en kijk kritisch (!) na. 

Slide 15 - Tekstslide

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  1. leesboek
  2. pen
  3. schrift
  4. lesboek
Open je leesboek, 
tijd om te lezen.

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica - woordsoorten
De komende periode gaan we aan de slag met grammatica
we leren over diverse zinsdelen

Je gaat leren over:
  • persoonsvorm en zinsdelen
  • onderwerp 
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling


Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat weet je nog van de persoonsvorm?

Slide 18 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat weet je nog van de persoonsvorm?

Je leerde de tijdproef en de getalproef.
Vertel! 

Slide 19 - Tekstslide

Onderwerp
  •  Iets/iemand doet/is iets.
= één woord of woordgroep

  • Wie/wat + persoonsvorm = onderwerp


- Gebiedende wijs heeft geen onderwerp!

Slide 20 - Tekstslide

Onderwerp
  •  Iets/iemand doet/is iets.
= één woord of woordgroep

  • Wie/wat + persoonsvorm = onderwerp
... of verander de persoonsvorm van tijd, het onderwerp verandert dan ook.

- Gebiedende wijs heeft geen onderwerp!

Slide 21 - Tekstslide

Even proberen!
Gisteren liepen de jongens over de markt.

De leerlingen waren een week op schoolreis.

De toetsen zijn nog niet nagekeken door de docent.
Wie/wat + PV?

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag! 
Wat? Maak opdr. 1 t/m 4 op p. 208-209.
Hoe? Je werkt zelfstandig, antwoorden noteer je in je schrift.
Hulp? Steek je hand op als het niet lukt, ik kom je helpen.
Tijd? 5 minuten.
Wat leer ik? Je oefent met het benoemen van het onderwerp in de zin.
Klaar? Ga verder met de andere opdrachten van deze paragraaf. 
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  1. leesboek
  2. pen
  3. schrift
  4. lesboek
Open je leesboek, 
tijd om te lezen.

Slide 24 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wat weet je nog van de persoonsvorm?

Je leerde de tijdproef en de getalproef.
Vertel! 

Slide 25 - Tekstslide

Onderwerp
  •  Iets/iemand doet/is iets.
= één woord of woordgroep

  • Wie/wat + persoonsvorm = onderwerp


- Gebiedende wijs heeft geen onderwerp!

Slide 26 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
= alle werkwoorden in de zin!
Daar hoort de persoonsvorm dus ook bij

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 'doet' of 'overkomt'.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Aan de slag! 
Wat? Maak opdr. 2 t/m 4 op p. 208-209.
Hoe? Je werkt zelfstandig, antwoorden noteer je in je schrift.
Hulp? Steek je hand op als het niet lukt, ik kom je helpen.
Tijd? 12 minuten.
Wat leer ik? Je oefent met het benoemen van de persoonsvorm het onderwerp en werkwoordelijk gezegde in de zin.
Klaar? Haal een nakijkvel en kijk kritisch na! 

Slide 29 - Tekstslide

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen:
  1. leesboek
  2. pen
  3. schrift
  4. lesboek
Open je leesboek, 
tijd om te lezen.

Slide 30 - Tekstslide

Grammatica - zinsdelen
De komende periode gaan we aan de slag met grammatica
we leren over diverse zinsdelen

Je gaat leren over:
  • persoonsvorm en zinsdelen
  • onderwerp 
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijke bepaling


Slide 31 - Tekstslide

Zinsdelen
Je hebt al geleerd hoe je de persoonsvorm vindt, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde

Slide 32 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp ondergaat of overkomt de handeling in de zin.

De aardige vrouw geeft een bos bloemen aan de oude dame.

Stap voor stap! 
Je zoekt eerst de persoonsvorm, dan het onderwerp en werkwoordelijk gezegde. Daarna het lijdend voorwerp. 

Slide 33 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
De aardige vrouw geeft een bos bloemen aan de oude dame.

Handeling = ..................................
Lijdend voorwerp = ..................................

Slide 34 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Stel de vraag:
Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp + rest werkwoordelijk gezegde?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.

Let op!
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Aan de slag! 
Wat? Maak opdr. 2 t/m 4 op p. 212-213.
Hoe? Je werkt zelfstandig, antwoorden noteer je in je schrift.
Hulp? Steek je hand op als het niet lukt, ik kom je helpen.
Tijd? 12 minuten.
Wat leer ik? Je oefent met het benoemen van de persoonsvorm het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp in de zin.
Klaar? Haal een nakijkvel en kijk kritisch na! 
timer
12:00

Slide 37 - Tekstslide