13.1 De aanmaak van hormonen

13.1 De aanmaak van hormonen
Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een hormoon
2. Op welke manier bereiken hormonen hun bestemming?
3. Waarom reageren cellen in de eierstokken wel op het hormoon FSH maar cellen in de teen niet?
4. Hoe noemen we een proces waarbij een hormoon zijn eigen aanmaak remt? 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

13.1 De aanmaak van hormonen
Voorkennisvragen:
1. Noem een voorbeeld van een hormoon
2. Op welke manier bereiken hormonen hun bestemming?
3. Waarom reageren cellen in de eierstokken wel op het hormoon FSH maar cellen in de teen niet?
4. Hoe noemen we een proces waarbij een hormoon zijn eigen aanmaak remt? 

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 13.1
Je leert hoe hormonen je lichaamsprocessen beïnvloeden

hormoonklieren, endocriene klieren, exocriene klieren, doelwitorganen, hypofyse, hypothalamus, neurohypofyse, adenohypofyse, releasing hormonen, inhibiting hormonen, negatieve terugkoppeling, positieve terugkoppeling

Slide 2 - Tekstslide

89A
Schrijf alle woorden op die je niet begrijpt.
Begrijpt je buurman/ buurvrouw ze ook niet?
Geef ze zometeen aan me door.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat zijn hormonen
Hormonen zijn signaalstoffen en kunnen cellen activeren.
Ze komen via de bloedsomloop overal in het lichaam maar hebben alleen bij het doelwitorgaan een effect.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom reageren alleen de doelwitorganen?
Sleutel-slot (Hormoon-Receptor)

Slide 6 - Tekstslide

Klieren
Hormoonklieren zijn endocrien

Het product van de kliercellen aan het bloed wordt afgegeven.

Endo= In of binnen

bv testis, bijnieren, schildklier

Slide 7 - Tekstslide

Klieren
Sommige andere klieren zijn exocrien

Het product van de kliercellen aan het uitwendige milieu wordt afgegeven (afvoerbuis).

Exo=buiten
bv zweetklieren, traanklieren, maagsapklieren

Slide 8 - Tekstslide

Gemengde klieren
De alvleesklier en de geslachtsorganen werken zowel endocrien als exocrien.
- Noem de exocriene en endocriene producten van de alvleesklier (je mag de BINAS gebruiken)

Slide 9 - Tekstslide

Endocrien systeem

Slide 10 - Tekstslide

Active recall
In tweetallen:
Fase 1: Verdeel de twee opdrachten over je tweetal:
Persoon 1. Bestudeert de samenwerking van de hypothalamus en de  achterkwab van de hypofyse. (3 min)
Persoon 2. Bestudeer de werking van de hypothalamus en voorkwab van de hypofyse. (3 min)
Fase 2:
Persoon 1 legt aan persoon 2 zijn leerdoel uit en vice versa (2-3 min per persoon) 
Fase 3:
Klassikaal vraagt docent aantal leerlingen om door te geven wat ze hebben geleerd van hun partner of om uit te leggen wat ze zelf hebben bestudeert
Fase 4: 
Reflectie. Liep je ergens vast tijdens je uitleg? Dan begrijp je het zelf nog niet helemaal goed. Zijn er vragen die in je opkwamen bij het bestuderen waar je nog geen antwoord op weet?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Centrale aansturing van hormonen

Slide 14 - Tekstslide

Hypothalamus en achterkwab
1. Zenuwcellen produceren neurohormonen Oxytocine en ADH 
2. Zenuwcellen geven deze hormonen af aan bloedvat in achterkwab van hypofyse.

Slide 15 - Tekstslide

Hypothalamus en voorkwab hypofyse
1. Zenuwcellen in hypothalamus produceren Releasing Hormonen (RH) en Inhibiting
Hormonen (IH). 
2. De zenuwcellen geven deze hormonen af aan bloedvat dat naar voorkwab hypofyse loopt. 
3. De RH en IH binden daar aan receptoren van cellen in de voorkwab.
4. Cellen in de voorkwab produceren hormonen en geven die af aan het bloed
5. Hormonen gaan door het hele bloedvatenstelsel op zoek naar hun doelorgaan

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 
+
+
+

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag met de leerdoelen
Lezen 13.1 (Lees en bestudeer eerst goed de stof, ga daarna pas aan de slag = 10 x zo effectief!)
13.1 Opdracht 1 t/m 12
Probeer de vragen te maken als toetsvragen. Dus ga niet direct het antwoord opzoeken in de tekst.

Slide 18 - Tekstslide

Toetsvraag:
Receptoreiwit
 De geslachtshormonen komen vanuit de weefselvloeistof via het celmembraan de cel binnen. Bevat de cel geen receptoreiwit voor het hormoon, dan verdwijnt het hormoon weer uit de cel. Bevat de cel wel een receptoreiwit, dan treedt een binding op tussen het hormoon en het receptoreiwit. Het gevolg daarvan is dat eiwitten worden aangemaakt.

2p 2 Waardoor kan een receptoreiwit voor oestradiol geen ander geslachtshormoon binden?
A doordat dat andere geslachtshormoon de cel niet kan binnenkomen
B doordat dat andere geslachtshormoon dit receptoreiwit onwerkzaam maakt
C doordat de bindingsplaats op het receptoreiwit bezet is door oestradiol
D doordat de structuur van dat andere geslachtshormoon onvoldoende past bij dit receptoreiwit

Slide 19 - Tekstslide