Les 12,5-13,5

• NT2
• HBO
• Studiejaar 1

Les 12,5-13,5

Vragen beantwoorden voor de volgende les.

1 Wat at je het liefst toen je klein was?

2 Voor welk eten kunnen we je wakker maken?

3 Wat vind je een lekker Hollands gerecht?

4 Wat wil je liever: 100% plantaardig eten of 100% dierlijk eten?

5 Houd je meer van zoet of hartig?

6 Welke combinatie (bijvoorbeeld jam en sambal) die bijna niemand lekker vindt, vind jij lekker?

Opdrachten voor de volgende keer:

Zoek een Nederlands gerecht op dat je lekker lijkt en maak het volgens het recept. Probeer het Nederlands te begrijpen. 

Kijk op websites zoals: smulweb of bij de Albert Heijn Hollandse gerechten.

Lees blz. 76 en 77

Bestudeer de vocabulaire

M opdrachten: 1, 2 en 3

Is het gelukt met het oefenen van examens?

Grammatica - Indirecte rede: Als je wilt weergeven wat een ander gezegd of gevraagd heeft.

Zinnen met dat. Vragen met of/ vraagwoord

Structuur:

na dat/of/ vraagwoord komt er een bijzin. Werkwoorden komen achteraan.

Directe rede 

Karin: Ik bel je vanavond.

Indirecte rede: (voorbeeldzin met dat)

Karin zegt dat ze je vanavond belt.

Directe rede 

Mike: Zijn jullie nog op vakantie geweest?

Indirecte rede: (Voorbeeldzin met of) Of gebruik je bij ja/nee-vragen.

Mike vraagt of jullie nog op vakantie geweest zijn/ zijn geweest.

Directe rede

Jan: Waarom willen jullie in Den Haag wonen?

Indirecte rede (Voorbeeldzin met vraagwoord) Vraagwoord gebruik je bij vraagwoordvragen

Jan vraagt waarom jullie in Den Haag willen wonen.

Hij vraagt of ik vanavond met haar naar de bioscoop ga.

1. directe rede
2. indirecte rede

Jan: Ik ben aan de beurt.

1. directe rede
2. indirecte rede

Pieter vraagt: Mag ik bestellen?

1. directe rede
2. indirecte rede

Hij vraagt of ik Avatar een goede film vind.

1. directe rede
2. indirecte rede

Wanneer ben ik aan de beurt?
Ik vraag me af .............

Zet de volgende zinnen in de indirecte rede:
Lisa: Ik ben vanavond vrij: Lisa zegt ...........

Tom: Is er nog plaats voor mij op het bankje?
Tom vraagt ................

Opdracht 7 blz. 86

Wat vind je interessante onderwerpen?

Geef je mening met een argumentatie.

Voorbeelden:

Ik vind dat er te weinig feestdagen in Nederland zijn. 

Voor                                                                                   tegen

Ik vind dat ook/ Dat vind ik ook                                 Ik vind dat niet/ Dat vind ik ook niet                          

Ik ben het er mee eens (mee eens)                         Ik ben het er niet mee eens (oneens)

Ik vind van wel.                                                               Ik vind van niet

Ik denk het wel                                                              Ik denk het niet

Volgens mij ........                                                              Volgens mij niet

Ik geloof dat ...........                                                           

Liedje leef:

Wat is de boodschap van dit lied?

Huiswerk voor de volgende keer:

3.3 Uitspraak- Verbonden spraak blz. 81

Opdracht 5 blz. 83

Opdracht 8 blz. 87

3.7 Teksten en vocabulaire.

Kies 1 tekst uit blz. 90: Zweden, India, Iran of China

Maak een oefenexamen NT2taalmenu.nl A1 of A2

Schrijven