Taaltoets -herh grammatica + leestekens

Taaltoets -herh grammatica + leestekens
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

Taaltoets -herh grammatica + leestekens

Slide 1 - Tekstslide

BEGINTAAK
Pak pen en papier en schrijf de zin op. Zet streepjes en benoem: pv, ow, wg, lv en mv

Wij geven elk jaar geld aan het goede doel. 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  1. Lekker lezen
  2. Opdracht bij de begintaak
  3. Superkorte herhaling zinsontleding
  4. Uitleg leestekens
  5. Plenda en aan de slag!
  6. Afzwaaier 

Slide 3 - Tekstslide

Lekker lezen

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht bij de begintaak
  • Pak je begintaak erbij
  • Hebben je buurman/buurvrouw en jij de zin hetzelfde benoemd? 

  • Zo nee; kom er samen uit! Wat is de juiste uitkomst?
  • Zo ja; Weten jullie 100% zeker dat het klopt? Ja? Maak dan samen een zin met deze volgorde: ow - pv - lv - wg 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling zinsontleding
  1. pv zoeken (tijd veranderen)
  2. zinsdeelstreepjes (husselproef)
  3. ow (wie/wat+pv?)
  4. wg (alle werkwoorden)
  5. lv (wie/wat+wg+o?)
  6. mv (aan/voor wie/wat+wg+o+lv?)

Slide 6 - Tekstslide

Waarom leestekens?
  • Bij een tekst zonder leestekens is de kans aanwezig dat er verwarring ontstaat;
  • Het zorgt ervoor dat mensen de tekst lezen zoals jij het bedoelt.


Hij zat op haar schoot en rustte uit.
Hij zat op haar, schoot en rustte uit.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters!
1. Aan het begin van een zin: Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?
2. Bij namen: Piet, Asten, Varendonck, Nederland, Europa.
Esther van Doorn, E. van Doorn, mevrouw Van Doorn.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.

Slide 8 - Tekstslide

Geen hoofdletter 
1. Namen van dagen
2. Namen van maanden
3. Namen van seizoenen
4. Namen van windstreken

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens 
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:

1. Een punt komt na een gewone, mededelende zin: Vandaag is het weer maandag.
2. Een vraagteken zet je na een vraag: Wat is jouw favoriete dag van de week?
3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: Pas op voor die auto! 

Slide 10 - Tekstslide

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.
2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 

Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Slide 11 - Tekstslide

Plenda
Donderdag 18 januari
Nederlands

Maak het werkblad uit de les en neem deze morgen weer mee. 



Slide 12 - Tekstslide