werkwoordspelling les 5: voltooid deelwoord

Nederlands

WERKWOORDSPELLINGLES 5: 
voltooid deelwoord



1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

WERKWOORDSPELLINGLES 5: 
voltooid deelwoord



Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd...
... hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

.... hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

... hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden.


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les weet je...


... hoe je het voltooid deelwoord op de juiste manier vervoegt (= op de juiste manier in een zin zet).

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Hoe weet je of je in de TT de ik-vorm of de ik-vorm+t moet schrijven?

Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de VT?

  • Getalproef of tijdproef


  • Wie of wat + persoonsvorm?

  • Je vult het werkwoord 'lopen' in. 


  • ALLEEN, ik herhaal ALLEEN  in de VT gebruik je de regel van 't sexy fokschaap. Dus NOOIT bij vervoeging in de TT.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

  1. De poes ligt op de bank hoofdwerkwoord
  2. De poes heeft op de bank gelegen


Slide 6 - Tekstslide

Sterke ww waarbij het  vdw dat niet op -en eindigt
<<<

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Soms heeft het voltooid deelwoord van een werkwoord dezelfde vorm als de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

  1. Wij ontvangen een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen.

Hoe weet je met welke werkwoordsvorm je te maken hebt?

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen met het vdw
Maak onderstaande opdrachten. 
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten
Op slide 13 t/m 29 vind je verschillende afbeeldingen met teksten waarin spelfouten worden gemaakt. 

Het gaat hierbij steeds om fouten in de persoonsvorm tegenwoordige tijd, de persoonsvorm verleden tijd en/of het voltooid deelwoord. 

Maak de opdrachten op de volgende slides.

Slide 12 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 13 - Open vraag


Hoeveel spelfouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag


Verbeter de spelfout(en).

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide


Hoeveel fouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quizvraag


Verbeter de fout.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide


Hoeveel spelfouten vind je in dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag


Verbeter de spelfout(en).

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 29 - Open vraag

Ik snap de verschillende onderdelen van werkwoordspelling tot nu toe.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag