Werkwoordspelling les 6: Voltooid deelwoord

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 6: 
Voltooid deelwoord

VWO 1 P1 2023-2024
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 6: 
Voltooid deelwoord

VWO 1 P1 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen heb je geleerd...
... hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

.... hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

... hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden.


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les weet je...


... hoe je het voltooid deelwoord op de juiste manier vervoegt (= op de juiste manier in een zin zet).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Sterke ww met vdw dat niet op -en eindigt

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Soms heeft het voltooid deelwoord van een werkwoord dezelfde vorm als de persoonsvorm tegenwoordige tijd (mv).

  1. Wij ontvangen een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen.

Hoe weet je met welke werkwoordsvorm je te maken hebt?
Door de kenmerken van de werkwoordsvormen erbij te halen.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Kenmerken persoonsvorm: verandert als de tijd/getal verandert.
Kenmerken voltooid deelwoord: heeft een hulpwerkwoord bij zich (hebben, zijn, worden).

  1. Wij ontvangen een brief. - Wij ontvingen een brief. - Ik ontvang een brief.
  2. Wij hebben een brief ontvangen. - Hebben = hulpwerkwoord

Ontvangen in zin 1 = persoonsvorm
Ontvangen in zin 2 = voltooid deelwoord


Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Log in bij LessonUp.

Ga naar: Werkwoordspelling les 6
Slide 11
Maak de opdrachten in deze les.

Slide 10 - Tekstslide

1. Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 11 - Open vraag

2. Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 12 - Open vraag

3. Hoe weet je of je in de tegenwoordige tijd de ik-vorm of de ik-vorm+t moet schrijven?

Slide 13 - Open vraag

4. Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 14 - Open vraag

5. Welke regel pas je toe bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 15 - Open vraag

Oefenen met het vdw 
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten
Op slide 18 t/m 34 vind je verschillende afbeeldingen met teksten waarin spelfouten worden gemaakt. 

Het gaat hierbij steeds om fouten in de persoonsvorm tegenwoordige tijd, de persoonsvorm verleden tijd en/of het voltooid deelwoord. 

Maak de opdrachten op de volgende slides.

Slide 17 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 18 - Open vraag


Hoeveel spelfouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag


Verbeter de spelfout(en).

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide


Hoeveel fouten haal je uit dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quizvraag


Verbeter de fout.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide


Hoeveel spelfouten vind je in dit bericht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag


Verbeter de spelfout(en).

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide


Verbeter het verkeerd gespelde woord.

Slide 34 - Open vraag