Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken in gesteenten. Fossielen ontstaan als de resten van organismen worden bedekt door lagen van zand- of kleideeltjes. Als dit snel gebeurt, krijgen bacteriën en schimmels niet de tijd om de resten helemaal af te breken. De zand- en kleideeltjes verstenen en het fossiel blijft bewaard. Zachte delen vergaan vaak te snel om te kunnen fossiliseren. Van schelpdieren worden dan ook veel meer fossielen gevonden dan van bijvoorbeeld wormen.