spelling persoonsvorm tt leestekens 2C

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Oefenen met de PV in tt

pak je wisbordje

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Misschien ... (vinden, tt) je dit poloshirt sportiever dan die van André.

Misschien vind je dit poloshirt sportiever dan die van André.

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Jasper ... (wielrennen, tt) liever dan dat hij voetbalt.

Jasper wielrent liever dan dat hij voetbalt.

werkwoordspelling

hij bedient

of

hij bediend

werkwoordspelling

hij bedient

Schrijf op:

lopen:

ik-vorm = …..

lopen:

ik-vorm = loop

verhuizen

ik-vorm = …..

verhuizen

ik-vorm = ik verhuis

Schrijf op:

beloven

ik-vorm = …..

beloven

ik-vorm = beloof

werkwoordspelling

(worden,tt) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?

werkwoordspelling

Wordt je vader boos als je een onvoldoende haalt?

Werwoordspelling

... (vinden, tt) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

Werwoordspelling

Vind jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

uitleg

directe rede

Letterlijk: Hij zei: 'Mijn favoriete bezigheid is gamen.'

indirecte rede

Eigen woorden: Hij zei dat zijn favoriete bezigheid gamen is. 

Directe en indirecte rede

Aanhalingstekens, wie weet hoe het zit?

Directe rede / Indirecte rede

Maya zei:'Ik was zenuwachtig voor de toets.'

Directe rede / Indirecte rede

'Mijn vader zit op voetbal,' zei Sanne

Directe rede / Indirecte rede

Zij zei dat zij zenuwachtig was voor de toets.

Directe rede / Indirecte rede

Mijn vader zei dat hij op voetbal zit.