Spelling Blok 1 en 2

Spelling Blok 1 
Persoonsvorm
Hoofdletters
Voltooid deelwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling Blok 1 
Persoonsvorm
Hoofdletters
Voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm goed op:

De brandweer ... (redden, vt) alle mensen
A
red
B
redt
C
redde
D
redden

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Dat gebeurt alleen als hij die vraag goed beantwoordt.
A
geen
B
1
C
2
D
3

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Het verbaast Rieneke dat je opdracht 12 niet hoeft te maken.
A
geen
B
1
C
2
D
3

Slide 4 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Misschien ... (vinden, tt) je dit poloshirt sportiever dan die van André.
A
vind
B
vond
C
vindt
D
vondt

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm goed op:

De schoonmaker ... (reinigen, vt) de tafels en stoelen.
A
reinig
B
reinigt
C
reinigte
D
reinigde

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm goed op:

Jasper ... (wielrennen, tt) liever dan dat hij voetbalt.
A
wielrennen
B
wielrent
C
wielren
D
wielrende

Slide 7 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm goed op:

De hardloper ... (zweten, vt) heel erg.
A
zwete
B
zweet
C
zweette
D
zwat

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
A
heilige personen, zoals Allah en God
B
namen, zoals meneer Van Dam
C
feestdagen, zoals Moederdag
D
merknamen, zoals Snapchat

Slide 9 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?

de efteling
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 10 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?

het suezkanaal
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 11 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?

een boeddhist
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 12 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?

een kerstkaart
A
wel met hoofdletter
B
niet met hoofdletter

Slide 13 - Quizvraag

Zinnen met meer dan één persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm? (twee manieren)
- Verander de zin van tijd
- Verander de zin van enkelvoud naar meervoud of andersom

Let op het woordje en + de komma in een zin + signaalwoorden
 
Veranderen er meerdere werkwoorden in een zin, dan zitten er meerdere persoonsvormen in de zin

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer gebruik je een hoofdletter?
  • Aan het begin van een zin
  • Namen (personen, heilige personen, merknamen, landen, plaatsnamen, planeten)
  • Feestdagen
  • Films, boeken, programma’s

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer gebruik je een kleine letter?
  • Woorden afgeleid van namen van feestdagen
  • Namen voor geloven, gelovigen, politieke stromingen en aanhangers
  • Woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link

Spelling Blok 2
Maak opdracht 17 en 18 van blok 2.

Zorg dat je bij 17 de hele opdracht maakt.
Bij opdracht 18 moet je 2 dingen doen...
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide