leesvaardigheid 4 havo

Herhaling theorie 
Eens kijken wat jullie er nog van weten........
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Herhaling theorie 
Eens kijken wat jullie er nog van weten........

Slide 1 - Tekstslide

Welke leesstrategie gebruik je om het deelonderwerp van tekst te vinden?
A
Oriënterend lezen
B
kritisch lezen
C
Zoekend lezen
D
Globaal lezen

Slide 2 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je om de betrouwbaarheid te beoordelen?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
intensief lezen
D
kritisch lezen

Slide 3 - Quizvraag

Tekstdoelen
  1. Waar komt deze tekst vandaan?
    Dus wat is de bron?
  2. Wat voor soort tekst is het?
  3. Staan in deze tekst feiten of 
    meningen?
  4. Welk doel heeft de schrijver
    met deze tekst?

Slide 4 - Tekstslide

Welke leesstrategie gebruik je als je de hoofdgedachte moet bepalen?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
intensief lezen
D
kritisch lezen

Slide 5 - Quizvraag

Bij het schrijfdoel opiniëren hoort de tekstsoort
A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 6 - Quizvraag

Bij welk antwoord staan de juiste schrijfdoelen aan de juiste tekstsoort gekoppeld?
A
informeren - uiteenzetting overtuigen - beschouwing
B
informeren - uiteenzetting overtuigen - betoog
C
opiniëren - betoog overtuigen - beschouwing
D
opiniëren - beschouwing overtuigen - uiteenzetting

Slide 7 - Quizvraag

Welk citaat voldoet niet aan de eisen van juist citeren
A
'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen. (r. 32)
B
'Het heeft ... is begonnen.' (r. 32)
C
'het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen.' (r. 32)
D
'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen'. (r. 32)

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer jou gevraagd wordt een zinsgedeelte te citeren, is het volgende antwoord fout.
A
'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen. (r. 32)
B
'dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen.' (r. 32)
C
'dat het ... is begonnen. (r. 32)
D
'dat het ... is begonnen.'

Slide 9 - Quizvraag

uiteenzetting beschouwing betoog: noem verschillen

Slide 10 - Woordweb

Welke beweringen over een hoofdgedachte zijn juist?
A
Teksten kunnen eenzelfde onderwerp hebben, maar een andere hoofdgedachte.
B
De hoofdgedachte kan een vraag of een stelling zijn.
C
Een hoofdgedachte is altijd één zin.
D
De hoofdgedachte vat de kern van de tekst samen.

Slide 11 - Quizvraag

Geef voorbeelden van tekstvormen die passen bij een uiteenzetting

Slide 12 - Woordweb

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je erachter komen wat het standpunt van de schrijver is?
A
Die staat meestal aan het begin van de tekst.
B
Daarvoor moet je de hele tekst lezen.
C
Heel simpel: een standpunt vind je door er : IK VIND voor te zetten.
D
Die staat na de tweede alinea.

Slide 14 - Quizvraag


Als een standpunt wordt onderbouwd met 1 argument dan noem je dat...…….
Als een standpunt wordt onderbouwd met meer dan 1 argument dan noem je dat...…..

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn waarderende argumenten?



Slide 16 - Tekstslide

De stelling is:
Het wordt tijd dat het vakantie wordt
Onderbouw deze stelling met een meervoudig onderschikkende argumentatiestructuur.

Slide 17 - Tekstslide