Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig naar je plek. Pak je boek en ga rustig lezen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Behandelen Hoofdstuk 3 paragraaf 5 (25 min)
zelfstandig werken (15 min)
Wat hebben we geleerd (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een incidentele uitgave?
A
kapper
B
supermarkt
C
fietsreparatie
D
hypotheek
Slide 3 - Quizvraag
Vaste lasten
A
Zijn alleen per maand
B
Zijn alleen per kwartaal
C
Zijn alleen per halfjaar
D
Kunnen per maand, kwartaal en halfjaar zijn
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
brood kopen bij de bakker
B
telefoonabonnement
C
lidmaatschap voetbal
D
huur
Slide 5 - Quizvraag
een budgetplan is:
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
C
overzicht wat je gaat uitgeven
D
overzicht wat je inkomsten zijn
Slide 6 - Quizvraag
Dagelijkse uitgaven doe je
A
wekelijks
B
voor de dagelijkse gang van zaken in je gezin
C
dagelijks
D
als je daar zin in hebt
Slide 7 - Quizvraag
Incidentele uitgaven
A
grote uitgaven en tegenvallers
B
budget
C
huur, gas en licht
D
reserveren
Slide 8 - Quizvraag
H3 §5
Geld ,over en te kort
Reserveren
Slide 9 - Tekstslide
Vandaag:
Lesdoel
Uitleg
Aan de slag
Slide 10 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
waarom je moet reserveren.
hoe je moet reserveren
Slide 11 - Tekstslide
Zorgen voor een reserve
Reserveren: Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
Duurzameconsumptiegoederen: Goederen die voor langere tijd meegaan.
Verbruiksgoederen: Goederen die je maar één keer kunt gebruiken.
Als je de reserve gebruikt, gaat deze op. Hoe vaker, hoe sneller je geen reserve meer hebt.
Het is dan verstandig je reserve weer aan te vullen.
Slide 12 - Tekstslide
Noem een voorbeeld van een duurzaam consumptiegoed en een verbruiksgoed die jij nu in je schooltas hebt zitten.
Slide 13 - Open vraag
Reservering per maand
Stel je voor: je spaart voor een Playstation 5. Deze kost €500 als je hem in de winkel koopt. Als je deze koopt daalt je reserve dus met €500. Je gebruikt hem 4 jaar. Welk bedrag moet je per maand reserveren om de reserve weer aan te vullen?
4 jaar = 48 maanden.
€500 / 48 = €10,42 per maand.
Slide 14 - Tekstslide
Reserveren voor een eerste aankoop
Wesley spaart voor een scooter.
Hij heeft € 1.400 gespaard, maar dat is niet genoeg.
De scooter die hij wil hebben, kost € 3.350.
Er moet nog € 3.350 − € 1.400 = € 1.950 bij.
Hij wil over zes maanden de scooter kopen, daarom moet hij hiervoor € 1.950 : 6 = € 325 per maand reserveren.
Slide 15 - Tekstslide
Restwaarde
Wesley heeft zijn scooter gekocht voor € 3.350.
Na twee jaar wil hij hem vervangen.
Hij hoeft minder te reserveren dan de aankoopprijs, want de scooter heeft na twee jaar nog een restwaarde van € 1.700.
In twee jaar moet hij reserveren: € 3.350 − € 1.700 = € 1.650.
Dat is per maand € 68,75.
Restwaarde: de prijs die een product na gebruik opbrengt.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is juist?
A
Hoe hoger de restwaarde, hoe minder je hoeft te reserveren.
B
Hoe lager de restwaarde, hoe minder je hoeft te reserveren.
Slide 17 - Quizvraag
Meevallers en tegenvallers
Er kunnen er meevallers of tegenvallers zijn.
De gebruiksduur kan korter of langer zijn dan verwacht.
De vervangingsprijs kan hoger of lager zijn dan verwacht.
Dat geldt ook voor de restwaarde.
Hoe beter je alles inschat, hoe groter de kans dat hij precies voldoende reserveert.
Slide 18 - Tekstslide
Kendrick heeft een auto gekocht voor € 18.000. Hij wil er vier jaar in rijden. De restwaarde na vier schat hij op € 6.000. Bereken het maandelijks te reserveren bedrag.