Ga rustig naar je plek. Pak je boek en wacht tot dat de les begint
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig naar je plek. Pak je boek en wacht tot dat de les begint
Slide 1 - Tekstslide
Planning tot aan de kerstvakantie
di 10-12 paragraaf 3.5 reserveren
wo 11-12 rekentrainer
Di 17-12 Voorbereiding Toets H3
Wo 18-12 H3 Toets
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik vorige les ( 15 minuten)
Behandelen Hoofdstuk 3 paragraaf 5 ( 15 min)
zelfstandig werken (25 min)
Wat hebben we geleerd (5 min)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een incidentele uitgave?
A
kapper
B
supermarkt
C
fietsreparatie
D
hypotheek
Slide 4 - Quizvraag
Vaste lasten
A
Zijn alleen per maand
B
Zijn alleen per kwartaal
C
Zijn alleen per halfjaar
D
Kunnen per maand, kwartaal en halfjaar zijn
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
brood kopen bij de bakker
B
telefoonabonnement
C
lidmaatschap voetbal
D
huur
Slide 6 - Quizvraag
een budgetplan is:
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
C
overzicht wat je gaat uitgeven
D
overzicht wat je inkomsten zijn
Slide 7 - Quizvraag
Dagelijkse uitgaven doe je
A
wekelijks
B
voor de dagelijkse gang van zaken in je gezin
C
dagelijks
D
als je daar zin in hebt
Slide 8 - Quizvraag
Incidentele uitgaven
A
grote uitgaven en tegenvallers
B
budget
C
huur, gas en licht
D
reserveren
Slide 9 - Quizvraag
H3 §5
Geld ,over en te kort
Reserveren
Slide 10 - Tekstslide
Vandaag:
Lesdoel
Uitleg
Aan de slag
Slide 11 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
waarom je moet reserveren.
hoe je moet reserveren
Slide 12 - Tekstslide
Zorgen voor een reserve
Reserveren: Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
Duurzameconsumptiegoederen: Goederen die voor langere tijd meegaan.
Verbruiksgoederen: Goederen die je maar één keer kunt gebruiken.
Als je de reserve gebruikt, gaat deze op. Hoe vaker, hoe sneller je geen reserve meer hebt.
Het is dan verstandig je reserve weer aan te vullen.
Slide 13 - Tekstslide
Noem een voorbeeld van een duurzaam consumptiegoed en een verbruiksgoed die jij nu in je schooltas hebt zitten.
Slide 14 - Open vraag
Reservering per maand
Stel je voor: je spaart voor een Playstation 5. Deze kost €500 als je hem in de winkel koopt. Als je deze koopt daalt je reserve dus met €500. Je gebruikt hem 4 jaar. Welk bedrag moet je per maand reserveren om de reserve weer aan te vullen?
4 jaar = 48 maanden.
€500 / 48 = €10,42 per maand.
Slide 15 - Tekstslide
Formule reservering: (Aanschafwaarde- gespaard bedrag)/ aantal maanden.
Wesley spaart voor een scooter.
Hij heeft € 1.400 gespaard, maar dat is niet genoeg.
De scooter die hij wil hebben, kost € 3.350.
Er moet nog € 3.350 − € 1.400 = € 1.950 bij.
Hij wil over zes maanden de scooter kopen, daarom moet hij hiervoor € 1.950 : 6 = € 325 per maand reserveren.
Slide 16 - Tekstslide
Michael spaart voor een laptop.
Hij heeft € 400 gespaard, maar dat is niet genoeg.
De laptop die hij wil hebben, kost € 1300,-.
Hij wil over zes maanden de laptop kopen.
Bereken hoeveel Michael per maand hiervoor moet reserveren ?
Slide 17 - Tekstslide
Berekening
Formule reservering: (Aanschafwaarde- gespaard bedrag)/ aantal maanden.
(€ 1.300- € 400)/ 6
€900,-: 6 =€ 150,- per maand.
Slide 18 - Tekstslide
Restwaarde: Is de prijs die een product na gebruik opbrengt.
Wesley heeft zijn scooter gekocht voor € 3.350.
Na twee jaar wil hij hem vervangen.
Hij hoeft minder te reserveren dan de aankoopprijs, want de scooter heeft na twee jaar nog een restwaarde van € 1.700.
In twee jaar moet hij reserveren: € 3.350 − € 1.700 = € 1.650.
Dat is per maand € 1650:24= € 68,75.
Formule reservering= (aanschafwaarde-restwaarde) / aantal maanden
Slide 19 - Tekstslide
Restwaarde
Michael heeft de laptop gekocht van € 1300,-. Hij wilt over 3 jaar weer een nieuwe laptop kopen van € 1450. Michael denkt dat zijn laptop over 3 jaar nog voor € 350,- via marktplaats kan verkopen.
Hoeveel moet Michael per maand reserveren ?
Slide 20 - Tekstslide
Berekening
Formule reservering= (aanschafwaarde-restwaarde) / aantal maanden.
( € 1.450- €350)/ 36
€ 1000/36= € 27,78
Slide 21 - Tekstslide
Kendrick heeft een auto gekocht voor € 18.000. Hij wil er vier jaar in rijden. De restwaarde na vier schat hij op € 6.000. Bereken het maandelijks te reserveren bedrag.
Slide 22 - Open vraag
Wat is juist?
A
Hoe hoger de restwaarde, hoe minder je hoeft te reserveren.
B
Hoe lager de restwaarde, hoe minder je hoeft te reserveren.
Slide 23 - Quizvraag
Meevallers en tegenvallers
Er kunnen er meevallers of tegenvallers zijn.
De gebruiksduur kan korter of langer zijn dan verwacht.
De vervangingsprijs kan hoger of lager zijn dan verwacht.
Dat geldt ook voor de restwaarde.
Hoe beter je alles inschat, hoe groter de kans dat hij precies voldoende reserveert.
Slide 24 - Tekstslide
Aan de slag
Wat ? Maak opgaven 1 t/m 10 op bladzijde 76
Hoe ? In stilte
Tijd ? 10 minuten
Uitkomst ? klassikaal bespreken
Klaar ? Ga verder met opdracht 11 t/m 24
timer
10:00
Slide 25 - Tekstslide
Verder aan de slag ?
Wat ? Maak opgaven 11 t/m 24 op bladzijde 77
Hoe ? Op fluistertoon met je buurman/buurvrouw
Tijd ? 15 minuten
Klaar ? Laat mij zien dan kun je nakijken
Klaar ? Ga verder met rekentrainer vanaf bladzijde 80
timer
15:00
Slide 26 - Tekstslide
Huiswerk
Maken opdrachten paragraaf 3.5 reserveren
Slide 27 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
Slide 28 - Tekstslide
Goedemorgen klas 3B2
Terugblik vorige les
Huiswerk 11 t/m 24 paragraaf 3.5
Rekentrainer
Afsluiting
Slide 29 - Tekstslide
Wat betekent het begrip restwaarde
A
Het bedrag dat je terugkrijgt na verkoop
B
De aanschafkosten die nodig zijn voor een product
C
Het aantal jaren dat je een product hebt gebruikt
D
Zo noem je de verkoop van een product
Slide 30 - Quizvraag
Reserveren
A
Geld op een spaarrekening
B
Sparen om een grote, incidentele uitgave te kunne betalen.
C
Sparen om uit eten te kunnen betalen.
D
Sparen om voor een ski vakantie in het zuiden van Oostenrijk.
Slide 31 - Quizvraag
Reken de reservering uit: Over 36 maanden schaf ik een auto aan van € 5600. Ik heb al € 1100 gespaard. Maandelijks reserveer ik dan ...
A
€100
B
€125
C
€155,56
D
€186,11
Slide 32 - Quizvraag
Reserveren: (Benodigde bedrag-gespaarde bedrag) : aantal maanden
(5600-1100)/36=
4500:36= € 125,-
Slide 33 - Tekstslide
Wat is de juiste berekening voor om een bedrag te reserveren?
A
benodigd bedrag : aantal maanden
B
rentepercentage : 100 x spaarbedrag
C
termijnbedrag x aantal termijnen - krediet
Slide 34 - Quizvraag
Hoe hoger de restwaarde, hoe ........... je moet reserveren.
A
meer
B
minder
Slide 35 - Quizvraag
de aankoop van duurzame consumptiegoederen hoort bij de
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de juiste formule voor het reserveren van een duurzaam consumptiegoed
A
(Aanschafprijs - restwaarde) : aantal maanden of jaren
B
Aanschafprijs - restwaarde : aantal maanden of jaren
C
( restwaarde - Aanschafprijs) : aantal maanden of jaren
D
restwaarde - Aanschafprijs : aantal maanden of jaren
Slide 37 - Quizvraag
Voorbeelden van duurzame consumptiegoederen zijn:
A
wc papier, wc borstel en wc verfrisser
B
shampoo, haargel en een haarband
C
computer, laptop en tv
D
A, B en C zijn allen goed
Slide 38 - Quizvraag
Maak de rekentrainer
Wat ? Maak de rekentrainer op bladzijde 80
Hoe ? Op fluistertoon met je buurman/buurvrouw
Hulp ? Ik loop langs
Klaar ? Laat mij zien dan kun je nakijken. Daarna begrippen opschrijven met de omschrijving