Herhaling zelfst. telw. + aanw. vnw.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling zelfst. telw.
+ aanw. vnw.

Pak je Chromebook, schrift en pen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- ik weet wat zelfstandig gebruikte telwoorden zijn
- ik weet wanneer ik een -n aan het einde moet schrijven bij telwoorden
- ik weet wat aanwijzende voornaamwoorden zijn
- ik gebruik de juiste aanwijzende voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning
Opstart les                               -       3 min.
Herhaling telwoorden        -       5 min.
Opdrachten telwoorden    -       8 min.
Theorie aanw. vnw.               -       8 min.
Opdrachten aanw. vnw.      -       10 min.
Afronding les                          -        3 min.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf ik -n of niet op het einde?
1. Is het een zelfstandig gebruikt of bijvoeglijk gebruikt telwoord? -> bijvoeglijk: geen -n
2. Gaat het om personen of niet? -> nee: geen -n
3. Is het telwoord zelfstandig gebruikt en gaat het om personen? -> wel -n

Slide 5 - Tekstslide

Voor jonge mensen is skateboarden leuk, voor ..... wordt het te gevaarlijk
A
oude
B
ouden

Slide 6 - Quizvraag

De ..... bleken goed te kunnen snowboarden
A
meeste
B
meesten

Slide 7 - Quizvraag

De gorilla wordt bedreigd met uitsterven, maar de ..... worden tegenwoordig goed beschermd.
A
meeste
B
meesten

Slide 8 - Quizvraag

Aan de slag
Maak in Classroom de oefening telwoorden.

Klaar? Maak de oefening op CambiumNed.
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Zij zijn de ..... die zich niet opgegeven hebben.
A
enige
B
enigen

Slide 10 - Quizvraag

Aanwijzende voornaamwoorden
  • Woorden die een persoon, zaak, ding of kwestie aanwijzen, noemen we aanwijzende voornaamwoorden. Bijvoorbeeld: die, deze, dat, dit.
  • Bij mannelijke of vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (de-woorden) horen deze en die.
Deze vrouw, die vrouw, deze tafel, die tafel, deze ruzie, die ruzie.

  • Bij onzijdig zelfstandige naamwoorden (het-woorden) horen dit en dat.
Dit voorbeeld, dat voorbeeld, dit filmpje, dat filmpje

Slide 11 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
  • Aanwijzende voornaamwoorden kunnen ook zonder zelfstandig naamwoord gebruikt worden. Het zelfstandig naamwoord kun je er meestal wel bij denken.
  • 1a. Ik heb jouw fiets geleend en breng die morgen terug. (die fiets)
  • 1b. Ik heb jouw fiets geleend en breng deze morgen terug. (deze fiets)
  • 2a. Zijn voorstel vind ik goed en ik ga dat steunen. (dat voorstel)
  • 2b. Zijn voorstel vind ik goed en ik ga dit steunen. (dit voorstel)

Slide 12 - Tekstslide

de/het
Ezelsbruggetje

De-woorden (mannelijk of vrouwelijk) -> deze/die

Het-woorden (onzijdig) -> dit/dat

Slide 13 - Tekstslide

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 14 - Open vraag

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord dat iets dichtbij aangeeft.

Slide 15 - Open vraag

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord dat iets veraf aangeeft.

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag
Maak in Classroom de oefening aanwijzende voornaamwoorden.

Klaar? Maak oefening 14 op CambiumNed.

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
- ik weet wat zelfstandig gebruikte telwoorden zijn
- ik weet wanneer ik een -n aan het einde moet schrijven bij telwoorden
- ik weet wat aanwijzende voornaamwoorden zijn
- ik gebruik de juiste aanwijzende voornaamwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Zelf lezen
Tegelijk toetsinzage:
- per 6 lln vooraan
- antw. op bord
- tel punten
- vraag? Stip erop, dan kom ik er op terug

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide