Fictie - literaire begrippen - klas 3

Fictie - les 1
timer
10:00
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie - les 1
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie - literaire begrippen
• Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie.
• Ik ken het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie.
• Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
NIEUW:
• Ik weet wat vertelde tijd/verteltijd is.
• Ik weet wat chronologie/flashbacks inhouden (paragraaf 1.1).
• Ik weet hoe ik de titel van een boek kan verklaren.
• Ik weet welke rol ruimte in een boek kan vervullen (paragraaf 3.1).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie - Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen
realistische en non-realistische fictie?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je favoriete genre bij fictie?

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

3: opdracht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in verhalen (4: opdracht)

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:

  1. In welk tijdperk speelt een verhaal zich af?
  2. Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?
  3. Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Tijdperk
Als je wilt bepalen in welk tijdperk jouw verhaal speelt, kijk je naar de volgende punten:
  • wordt er een jaartal genoemd (niet jaar van uitgave van het boek);
  • worden er historische gebeurtenissen of personen genoemd;
  • door gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding die bij een tijd horen;
  • door de ruimte uit die tijd te beschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Verteltijd en vertelde tijd
  • De verteltijd is de tijd die de schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen en de lezer om het te lezen.
  • Je drukt de verteltijd uit in woorden, pagina’s of gemiddelde tijd in minuten.
  • De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effecten van verteltijd/vertelde tijd
  • verteltijd > vertelde tijd: vertraging (uitgebreid vertellen)
    10 pagina's over 3 minuten
  • verteltijd < vertelde tijd: versnelling (samenvatten)
    1 pagina over 3 jaar
  • verteltijd = vertelde tijd: scène (dialogen bv.) 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de verteltijd?
A
De tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
De tijd die het duurt om het verhaal te vertellen.
C
Fragment waarin een personage vertelt.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Tijdsvolgorde
Volgorde van vertellen:

  • chronologisch: de gebeurtenissen worden beschreven in de      volgorde waarin ze gebeurd zijn;
  • niet-chronologisch: tijdssprongen > flashback en flash           forward

Slide 16 - Tekstslide

Mulisch, De aanslag: chronologisch 
Vertelde tijd
Verteltijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
Flash forward
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Leestijd.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik
Vooruitblik

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Werk uit hoe het in jouw boek is gesteld met:

  • personages (punt 3 van de speeddates)
  • tijd (punt 4 van de speeddates)

Lees de opdracht nog eens goed door in de studiewijzer.
Of ga bezig met leren voor de toets.
Uitleg tt / vt, vd als bn

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie - les 2
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie - literaire begrippen
• Ik ken het verschil tussen fictie en non-fictie.
• Ik ken het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie.
• Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
NIEUW:
• Ik weet wat vertelde tijd/verteltijd is.
• Ik weet wat chronologie/flashbacks inhouden (paragraaf 1.1).
• Ik weet hoe ik de titel van een boek kan verklaren.
• Ik weet welke rol ruimte in een boek kan vervullen (paragraaf 3.1).

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte (5: opdracht)
Een schrijver beschrijft ruimtes omdat dit een functie heeft in het verhaal, bijvoorbeeld om gebeurtenissen te omschrijven of om een bepaalde sfeer weer te geven.

Een ruimtebeschrijving kan ook spanning creëren doordat het juist "contrasteert" met de beschreven gebeurtenissen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden:
Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, een ambulance voor de deur.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou. 
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect, jongerencultuur. 


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt ‘ruimte’ in
deze clip gebruikt?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Titelverklaring (6: opdracht)
Een titelverklaring is iets zinnigs zeggen over te titel van een boek. 
De titel heeft vaak iets met het thema te maken.

De titel kan naar een persoon verwijzen, de belangrijkste plaats
gebeurtenis of onderwerp uit het verhaal.

Ook de kaft heeft die functie, naast het trekken van je aandacht 
om het boek te gaan lezen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar de titel

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Werk uit hoe het in jouw boek is gesteld met:

  • ruimte (punt 5 van de speeddates)
  • kaft en titel (punt 6 van de speeddates)

Lees de opdracht nog eens goed door in de studiewijzer. Of ga aan de slag met leren voor de toets.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie - les 3
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speeddates 24 oktober
  1. Samenvatten (2 x 2 min.)
  2. Beoordelen  (2 x 2 min.)
  3. Personages (2 x 2 min.)
  4. Tijd (2 x 2 min.)

  9.  Eerste bladzijde lezen van de ander (1 x 2 min.)
  Twee minuten ruilen van persoon.
                                    Inleveren: voorbereiding opdrachten Magister.
5. Ruimte (2 x 2 min.)
6. Kaft & titel (2 x 2 min.)
7. Voorbereide vragen (2 x 2 min.)
8. Liedje (2 x 2 min.)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies