Belastingen: manieren van onderscheid 1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Odis gaat verhuizen van Eindhoven naar Hamont, net over de grens in Belgie, omdat dit vooral fiscaal gunstiger is.
A
belastingontwijking
B
belastingontduiking
C
belasting ontgaan

Slide 2 - Quizvraag

Je hebt een VOG-verklaring nodig voordat je een contract kan tekenen, dit omdat je nieuwe werkgever zeker wil weten dat er niks met je aan de hand is. Je gaat dus naar de gemeente en vraagt deze verklaring tegen betaling aan.
A
belasting
B
geen belasting

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke belasting is nu direct en welke indirect?
Directe belastingen:                                                                                                                                                             dus zelf  betalen
  • Loonbelasting (per maand) aangifte
  • Inkomstenbelasting (per jaar)
  • Vennootschapsbelasting
  • Dividendbelasting (winst op aandelen) aangifte
  • Kansspelbelasting (loterij, prijzen) aangifte
  • Erf-/schenkbelasting

Indirecte belastingen:                                                                                                                                                   betalen via doorberekenen
  • Omzetbelasting (BTW-systeem 0%, 6%, 21%)
  • Accijns (tabak, alcohol, minerale oliën)
  • Verbruiksbelasting (alcoholvrije dranken)
  • Invoerrechten
  • BPM (belasting personenauto’s en motorrijwielen)


Slide 8 - Tekstslide

Welke instantie heft de onroerendzaakbelasting?

Slide 9 - Open vraag

welke instantie heft de opcenten?
A
rijk
B
provincie
C
gemeente
D
waterschappen

Slide 10 - Quizvraag

wie heft de vennootschapsbelasting?
A
rijk
B
provincie
C
gemeente
D
waterschappen

Slide 11 - Quizvraag

Kun je een directe belasting doorberekenen aan een ander?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
1. Indirecte belastingen kunnen worden geheven over je inkomen
2. van directe belastingen wordt je zelf niet armer
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 is onjuist 2 is juist

Slide 13 - Quizvraag

Waarover worden directe belastingen geheven? Noem ze alle 3!

Slide 14 - Open vraag

inkomsten belasting is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

omzetbelasting is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

kansspelbelasting is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

invoerrechten zijn een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

erfbelasting is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

verbruiksbelasting (belasting op frisdranken) is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

assurantiebelasting is een directe belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

rioolheffing wordt geheven door?
A
rijk
B
provincie
C
gemeente
D
waterschappen

Slide 22 - Quizvraag

toeristenbelasting is een indirecte belasting
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag