Les 7: Medialandschap + Beeldvorming

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Chromebook, JdW-map, etui 

Slide 3 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Media




Maatschappijleer BK3 - Les 6: Massamedia en Journalistiek

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen media-
landschap
1. Je weet hoe het medialandschap van Nederland in elkaar zit. (R)

2. Je kunt uitleggen hoe commerciële media hun geld verdienen. (T)

3. Je kunt uitleggen dat media zich richten op doelgroepen en hiervan voorbeelden noemen. (T)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het medialandschap
John de Mol jr. heeft met zijn bedrijven veel invloed op het medialandschap in Nederland. 
Het medialandschap wordt bepaald door alle mediamerken bij elkaar op alle soorten (massa)media: radio, televisie, internet, tijdschriften.
John de Mol jr.
Misschien wel de bekendste mediaman van Nederland. Met zijn bedrijven heeft hij veel invloed op het medialandschap van Nederland. Hij heeft het eerste reality-programma Big Brother bedacht en kwam later met The Voice. Hij heeft aandelen in de televisiezender SBS6 en is ook eigenaar van Sky Radio.
medialandschap
Alle mediabedrijven in Nederland. 
Tekst gesproken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Meer dan één medium
Veel bedrijven zijn crossmediaal. Dat wil zeggen dat ze zich met verschillende mediums bezighouden: Linda de Mol (de zus van) heeft een tijdschrift, een website, een app en tegenwoordig ook een eigen online televisiekanaal. De Volkskrant heeft een krant, een website en een Nieuws-app. Sommige programma’s van BNNVARA worden ook voor YouTube gemaakt.


crossmediaal
Een mediabedrijf is op meerdere mediakanalen actief. Bijvoorbeeld: Een bedrijf zit op internet en televisie.
Tekst gesproken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroepen
Veel mediabedrijven zijn opgericht vanuit een bepaalde gedachte. Dit kan zijn een religieuze of politieke boodschap, of omdat iemand iets creatiefs heeft bedacht, of omdat iemand mooie verhalen kan vertellen en soms ook omdat iemand met een heel goed idee geld kan verdienen.
Tekst gesproken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroepen
De reden waarom een medium is opgericht, noemen we een identiteit. De identiteit van BNNVARA is om jongeren informatieve, vernieuwende, maar vooral leuke programma’s te brengen. De christelijke televisiezender EO wil vooral het Bijbelse verhaal vertellen en John de Mol wil graag geld verdienen met zijn televisieprogramma’s.

Omdat het lastig is om een product te maken waar heel Nederland graag naar kijkt, luistert of in leest, richten de meeste mediabedrijven zich op een doelgroep.
doelgroep
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) waar bedrijven zich op richten. Bijvoorbeeld: Een speelgoedreclame die zich richt op kinderen.
identiteit
Kenmerkende eigenschappen die iets of iemand maken tot wie of wat ze zijn. 
Tekst gesproken

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroep
Je kunt mensen indelen in verschillende groepen: man/vrouw, jong/oud/heel oud, sportief/creatief. Mensen die houden van reizen, de natuur, auto’s, voetbal, paarden, golf, vissen, boten, puzzels en ga zo maar door. De doelgroep van Nickelodeon bestaat uit jonge kinderen die van cartoons houden. De app 9292ov is voor alle mensen die veel met het openbaar vervoer reizen. Het tijdschrift Linda Meiden is gemaakt voor jonge vrouwen van 17-28 jaar die graag lezen over mode, mannen, relaties en series.
Tekst gesproken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

NOS journaal

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

Donald Duck

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Publieke omroep
Maar ook de Nederlandse overheid drukt met de Nederlandse publieke omroep (NPO) een grote stempel op het medialandschap in Nederland. 
De overheid betaalt verenigingen om televisie en radio te maken op de publieke omroep. Dit zijn bijvoorbeeld de NOS, BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed, de EO en nog een aantal meer.
vereniging
Een organisatie die leden heeft en bepaalde doelen nastreeft. 
publieke omroep
De publieke omroep zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit belastinggeld en reclameopbrengsten (STER).
Tekst gesproken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Commerciële omroep
Het overgrote deel van de media is commercieel, dat betekent dat ze winst moeten maken om te blijven bestaan. Er zijn hiervoor twee manieren:
  1. Abonnementen; consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement. 
  2. Advertenties
    ; adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s.
concument
Mensen die dingen of diensten koopt om deze te gebruiken. Bijvoorbeeld: iemand met een Netflix abonnement is consument van Netflix.
commerciële omroep
Als doel hebben om winst te maken.
adverteerders
Een bedrijf die geld betaald om reclame te morgen maken. Bijvoorbeeld: Coca Cola betaald geld om reclame te maken in een reclameblok. 
Tekst gesproken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:16
In welk jaar kwam Big Brother voor het eerst op de televisie?
A
1998
B
1999
C
2000
D
2001

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:20
Vul aan:
Big Brother was de eerste ...
A
Soap
B
Vlog
C
Reality-tv serie
D
Talkshow

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:29
Wat was de eerste reactie van Linda de Mol op het idee van Big Brother?
A
Wat een gek idee.
B
Wat een spannend idee.
C
Wat een fantastisch idee.
D
Het slaat de plank helemaal mis.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:19
Wat waren de twee redenen dat andere mediabedrijven in dit programma niets zagen.
A
Het was duur en een groot risico.
B
Het was een groot risico en concurrentie met het eigen merk (GTST).
C
Het was duur en concurrent met het eigen merk (GTST).
D
Het was concurrent met het eigen merk (GTST) en niemand had interesse.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

04:26
Hoe groot was het risico dat John de Mol nam met dit programma?
A
8 miljoen gulden
B
10 miljoen gulden
C
12 miljoen gulden
D
15 miljoen gulden

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:01
Is Big Brother uitgezonden op de publieke omroep of de commerciële omroep?
A
Publieke omroep
B
Commerciële omroep

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:02
Vul in:
Door de reclameblokken tussen het programma door ...
A
verdiende het programma geld en wilden mensen weten hoe het afliep.
B
verdiende het programma geen geld en zapten mensen weg.
C
verdiende het programma geld, maar zapten mensen weg.
D
verdiende het programma geen geld en mensen wilden weten hoe het afliep.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pluriformiteit in de media
Veel mediabedrijven bezitten meerdere mediamerken. Dat is soms goedkoper en je kunt zo gemakkelijk samenwerken. Wanneer een bedrijf meerdere mediamerken bezit, noemen we dat persconcentratie. Zo zijn bijna alle Nederlandse kranten onderdeel van één bedrijf. De websites van AD, Brabants Dagblad, Tubantia lijken verdacht veel op elkaar, vind je niet?
persconcentratie
Wanneer verschillende mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen, noemen we dat persconcentratie.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Algemeen Dagblad
Het Brabants Dagblad
Turbantia

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pluriformiteit in de media
De Nederlandse overheid vindt dat niet altijd slim. Zij wil mediapluriformiteit, dat betekent dat mediamerken juist duidelijk van elkaar verschillen op inhoud. Als verschillende maatschappelijke organisaties, religies en politieke visies goed te zien zijn in ons medialandschap, kunnen mensen makkelijker kiezen wat bij hen past.
mediapluriformiteit
nhoudelijke verschillen. Bijvoorbeeld: Pluriforme media. Een Christelijke omroep, een omroep voor jongeren etc.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Medialandschap
  •  Doelgroep
  • Identiteit
  • Publieke omroep
  • Commerciële omroep
  • Mediapluriformiteit
  • Persconcentratie

  • Crossmediaal
  • Consument
  • Adverteerder

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
Beelvorming
1. Je weet hoe media zorgen voor beeldvorming (R).

2. Je kunt uitleggen wat rolpatronen en stereotypen zijn en hiervan voorbeelden noemen (T).

3. Je kunt uitleggen hoe de media discriminatie kunnen versterken (T).

KADER:
4. Je kunt uitleggen hoe je vooroordelen en stereotypes kunt herkennen en tegengaan (I).

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

02:20
Hoe denk je dat de film afloopt?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

05:23
Is de film afgelopen zoals je dacht bij de vorige vraag? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvorming
De media zijn een van de socialiserende instituties. De media bepalen voor een deel hoe jij naar andere mensen en de wereld kijkt. Je kunt bijvoorbeeld een beeld vormen van een Amerikaan of een Japanner, zonder dat je ooit maar in Amerika of Japan bent geweest. Je vormt je beeld bijvoorbeeld uit films, tijdschriften of series. Dit noemen we beeldvorming.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvorming vs. werkelijkheid
Onze beeldvorming komt alleen niet altijd overeen met de werkelijkheid. Het beeld dat vrouwen vooral mooi moeten zijn, zorgt ervoor dat veel meiden en jongen vrouwen vaak onzeker zijn over hun uiterlijk. Zij baseren het ideale uiterlijk op beelden uit de media. Maar zijn deze beelden wel zo eerlijk?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooroordelen
De media creëren onbedoeld vooroordelen. Maar de werkelijkheid is anders. Een meisje dat geen make-up draagt, is niet lelijk. Een jongen met een bril is geen nerd en een man met een witte jas hoeft geen dokter te zijn.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rolpatronen
Media maken graag gebruik van bestaande beeldvorming. We noemen dit ook wel rolpatronen. Een rolpatroon is het gedrag laten zien dat wordt verwacht: Jongens zijn stoer, meisjes zijn lief. Mannen zorgen voor geld, vrouwen zorgen voor het huishouden. Deze traditionele ideeën zijn in werkelijkheid anders, maar de media houden dit stereotype beeld mede in stand.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stereotypes
Hoewel rolpatronen zorgen dat verwachtingen kloppen, leveren ze ook een probleem op. Rolpatronen geven namelijk een veel te simpel beeld van hoe iemand zich in een bepaalde rol moet gedragen. Hierdoor ontstaan stereotypes. Een stereotype is een simpele en niet altijd kloppende verwachting van een persoon of groep. Bijvoorbeeld door één eigenschap extra uit te vergroten.
stereotype
Een vast beeld of verwachting dat ontstaat van een persoon of groep door bijvoorbeeld één eigenschap te laten zien. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Raadsel
Vader en zoon rijden in de auto, en krijgen een ongeluk. De vader is op slag dood, de zoon gaat per ambulance naar het ziekenhuis. De chirurg buigt zich over het slachtoffer, maar zegt niet te kunnen opereren: ‘Het is mijn zoon.’ Rara, hoe kan dat?

Slide 37 - Tekstslide

Oplossing: De chirurg is zijn moeder.
Stereotypes
Het raadsel bevestigt het probleem van stereotypes. Stel je in je hoofd maar eens een politieagent, huisarts of directeur voor. Waarschijnlijk is de politieagent een man, draagt de huisarts een witte jas en is de directeur een man in pak. Dit zijn allemaal stereotypes, de werkelijkheid kan heel anders zijn dan het beeld dat je had.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Roldoorbrekend gedrag
Soms gedragen mensen zich anders dan je bij hun rol vindt passen. Dan ontstaat er een rolconflict, of roldoorbrekend gedrag. Larissa die commando wil worden, werd in eerste instantie afgewezen omdat ze een vrouw was. “Vrijwel geen enkele vrouw zou kunnen voldoen aan de zware fysieke eisen.” Zij werd afgewezen omdat ze een vrouw was, niet omdat ze niet voldeed aan de eisen, die kans heeft ze niet eens gekregen. Larissa’s verhaal is een voorbeeld van een rolconflict. Wanneer je ouders opeens raar door de kamer springen en dansen of de leraar opeens in straattaal zijn les begint, is er sprake van roldoorbrekend gedrag.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is er in de video sprake van roldoorbrekend gedrag?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Selectieve waarneming
Je ziet dus lang niet alles. Veel van onze keuzes over wat we willen waarnemen, maken we zelf. Die keuze is dan gebaseerd op wat mensen verwachten of van ons vragen. Vaak onthouden we datgene wat we al kennen en valt dat ons eerder op. Dat is veel makkelijker om te begrijpen dan nieuwe informatie.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Beeldvorming
  • Selectieve waarneming
  • Rolpatronen
  • Stereotype
  • Vooroordelen
  • Roldoorbrekend gedrag

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies