H4 - theorie toetsen

LEERJAAR 2 H4 - theorie toetsen
Onderdelen:
Lezen
Woorden
Grammatica
Spelling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LEERJAAR 2 H4 - theorie toetsen
Onderdelen:
Lezen
Woorden
Grammatica
Spelling

Slide 1 - Tekstslide

LEERJAAR 2 H4 - theorie toetsen
Deze les:
lezen & grammatica 
10 minuten via LessonUp
Daarna:
opdrachten H4 Spelling
Geen huiswerk voor de volgende les.
Volgende week nieuwe studieplanner

Slide 2 - Tekstslide

Noem vijf tekstdoelen

Slide 3 - Open vraag

Juist of onjuist?
Een kernzin is meestal de eerste of laatste zin van een alinea.

Slide 4 - Open vraag

Hoe vind je de pv in een zin?

Slide 5 - Open vraag

Waar bestaat het werkwoordelijk gezegde uit

Slide 6 - Open vraag

Kan een pv in zijn eentje het werkwoordelijk gezegde zijn?

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
De 
jongen
belt
zondag
op 
meestal
met
zijn
oma

Slide 8 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
De
jongen
belt
meestal
's zondags
zijn
oma
op

Slide 9 - Sleepvraag

De koe loopt in de stal.
Wat is hier het werkwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Open vraag

Hij loopt zijn nieuwe schoenen in.
Wat is hier het werkwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Open vraag

Juist of onjuist?
'inlopen is een splitsbaar werkwoord'

Slide 12 - Open vraag

Juist of onjuist?
'opbellen is een splitsbaar werkwoord'

Slide 13 - Open vraag

   



















• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














Slide 14 - Tekstslide

   



















• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














Slide 15 - Tekstslide

Maak de opdrachten H4: 
Spelling

Slide 16 - Tekstslide

GRAMMATICA in 3 minuten
Gouden grammaticaregel 1
Zinsdelen & woorden vertellen iets over elkaar

Slide 17 - Tekstslide


TOETS H4 -GRAMMATICA
Leerdoelen : wat moet je kennen en kunnen? 
En dus bij de toets laten zien dat je het kent en kunt!

  • Je kent de functie van de volgende woordsoorten en de afkortingen ervan: lidwoord (lw), telwoord (tw) zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn), werkwoord (ww), voorzetsel (vz);
  • Je kunt deze woordsoorten in een zin herkennen en benoemen.  












• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














Slide 18 - Tekstslide


TOETS H4 -GRAMMATICA
Wat voor type vragen kun je op de toets verwachten

Voorbeeld (je krijgt dus niet precies dezelfde zin in de toets) :

Schrijf op je antwoordblad de volgende woordsoorten onder elkaar: lw, zn, bn, bw, ww, vz, tw. Schrijf achter iedere woordsoort het woord uit de onderstaande zin dat daarbij hoort. Achter een woordsoort mogen meerdere woorden geschreven worden.

De leerlingen mogen na een leuke vakantie van twee maanden weer op de fiets naar de school in de stad.















• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














Slide 19 - Tekstslide

Wat voor type vragen kun je op de toets verwachten?

Voorbeeld (je krijgt dus niet precies dezelfde zin in de toets) :
Schrijf op je antwoordblad de volgende woordsoorten onder elkaar: lw, zn, bn, ww, vz, tw. Schrijf achter iedere woordsoort het woord uit de onderstaande zin dat daarbij hoort. Achter een woordsoort mogen meerdere woorden geschreven worden.

De leerlingen mogen na een vakantie van bijna twee maanden weer op de fiets naar de leuke school in de stad.

UITWERKING:

De leerlingen/ mogen/ na een leuke vakantie van twee maanden/ weer/ op de fiets/ naar de school in de stad.

lw: de, een, de, de, de
zn: leerlingen, vakantie, maanden, fiets, school, stad. 
bn: leuke
ww: mogen
vz: na, op, naar, in
tw: twee

Let op: In deze zin is het woord weer een bw en geen zn. 
De truc voor het herkennen van een zn door er 'de, het of een voor' te zetten werkt NIET altijd. 

Woorden kunnen afhankelijk van de betekenis en functie in een zin tot verschillende woordsoorten behoren!
 



















• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














Slide 20 - Tekstslide

Woorden kunnen vanwege betekenis en hun functie in een bepaalde zin tot verschillende woordsoorten behoren!

Neem nu de woorden: 'het' 'was' en 'weer'

   



















• Je kunt splitsbare werkwoorden herkennen
• Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Leertekst: Splitsbaar werkwoord

Let je goed op? hele werkwoord = opletten
op = deel van een splitsbaar werkwoord
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw
Let je goed op?
Let = ww
op = ww














ANTWOORD
"Het was mooi weer'
Pers.vnw* = het
WW= was
BN= mooi
ZN= weer

*Je hoeft nog niet te weten wat een persoonlijk voornaamwoord is.
Wat je wel moet weten is hoe je het onderwerp in de zin vindt: als 'het' het onderwerp van de zin is is het woord het nooit een 'lidwoord'






 'Het weer was mooi' 
LW= het
ZN= weer
WW=was 
BN= mooi

Slide 21 - Tekstslide

TOETS H4 -GRAMMATICA
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.
opeten Ik eet die taart wel op.
nakijken Mijn docent kijkt de toetsen altijd snel na.
uitnodigen Wij nodigen jou uit.
Je benoemt de beide delen als werkwoord (ww).
Leertekst: Voorzetsel of splitsbaar werkwoord?
Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.
Ik zit op de bank hele werkwoord = zitten
op = voorzetsel

Slide 22 - Tekstslide

Nieuwe schoenen moet je soms inlopen.
Wat is hier de pv en wat het werkwoordelijk gezegde?

Slide 23 - Open vraag

De koe loopt de stal in.
Wat is hier de pv en wat het werkwoordelijk gezegde?

Slide 24 - Open vraag


A

Slide 25 - Quizvraag

Wat voor soort woord is
'start'
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Voorzetsel

Slide 26 - Quizvraag

Wat voor soort woord is
'was'
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Voorzetsel

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor soort woord
is 'vlieg'
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Voorzetsel

Slide 28 - Quizvraag