4.4 herhalen

Opbouw prijs van een product
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Opbouw prijs van een product

Slide 1 - Tekstslide

Integrale- en Differentiële kostprijs
Integrale kostprijs = C + V
                                           N    W

Differentiële kostprijs = v
                                                  W
C = Constante kosten                 V = Variabele kosten
N = Normale productie             W = werkelijke productie

Slide 2 - Tekstslide

Kosten die niet afhankelijk zijn van de hoeveelheid producten die worden gemaakt
A
Constante kosten
B
Variabele kosten

Slide 3 - Quizvraag

Een timmerbedrijf koopt voor € 800 aan hout.
A
Constante kosten
B
Variabele kosten

Slide 4 - Quizvraag

Welke kosten veranderen als je meer producten maakt?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten

Slide 5 - Quizvraag

Huurkosten is een voorbeeld van ...
A
Constante kosten
B
Variabele kosten

Slide 6 - Quizvraag

Om de constante kosten per product te berekenen maak je gebruik van ...
A
Normale productie
B
Werkelijke productie

Slide 7 - Quizvraag

Constante kosten
Variabele kosten
Materialen en grondstoffen
Vervoerskosten
Machines
loon directeur
Bedrijfsauto

Slide 8 - Sleepvraag

Van een product zijn de volgende gegevens bekend:
- Constante kosten € 20.000 - Normale productie 10.000
- Variabele kosten € 23.000 - Werkelijke productie 11.500
Wat is de kostprijs van 1 product?

Slide 9 - Open vraag

Wat kan een reden zijn dat de werkelijke productie minder is dan de normale productie?

Slide 10 - Open vraag

Er zijn 100 producten verkocht die samen € 1200 opbrachten
Wat is de afzet?

A
100
B
1200
C
120.000

Slide 11 - Quizvraag

Er zijn 100 producten verkocht die samen € 1200 opbrachten
Wat is de omzet?

A
100
B
1200
C
120.000

Slide 12 - Quizvraag

In week 23 heeft het bedrijf een omzet gehaald van € 25.000,-.
De consumentenprijs was €1,25 per product.
Hoe groot was de afzet?
En hoe groot de omzet?

Slide 13 - Open vraag

Een bedrijf heeft € 2,25 aan variabele kosten per product. De afzet is 2100 stuks.
Bereken de totale variabele kosten

Slide 14 - Open vraag