les 2 Integrale kostprijs

les 2 Integrale kostprijs
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
CalculatiesMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 2 Integrale kostprijs

Slide 1 - Tekstslide

Huurkosten zijn:
A
constante kosten
B
variabele kosten

Slide 2 - Quizvraag

Grondstofkosten zijn:
A
constante kosten
B
variabele kosten

Slide 3 - Quizvraag

de inkoopwaarde van een product valt onder de:
A
constante kosten
B
variabele kosten

Slide 4 - Quizvraag

Het aantal producten dat je komend jaar verwacht te gaan verkopen noem je de:
A
werkelijke afzet
B
normale afzet

Slide 5 - Quizvraag

De standaard kostprijs noem je ook wel de:
A
geschatte verkoopprijs
B
integrale kostprijs
C
iwo
D
kortingsbedrag

Slide 6 - Quizvraag

de kostprijs:
A
is de verkoopprijs excl. btw
B
de netto verkoopprijs
C
de prijs waarin al de gemaakte kosten verrekend zijn
D
optelsom van de constante kosten

Slide 7 - Quizvraag

Aan het eind van de les kan je de commerciële kostprijs bereken

Slide 8 - Tekstslide

Fabricage kostprijs = integrale kostprijs = standaard kostprijs

Slide 9 - Tekstslide

   Verkoopkosten = Constante verkoopkosten + Variabele verkoopkosten
                                              Normale afzet                       Verwachte afzet

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

+ € 3,00 = € 3,25

Slide 13 - Tekstslide

De constante kosten van de fabricageafdeling zijn € 350.000,-, de variabele kosten bedragen € 546.000,-. De normale productie is 50.000 stuks, de werkelijke productie is 42.000 stuks. De verkoopkosten bedragen € 12,50 per stuk.

a. Bereken de constante kosten.     

b. Bereken de variabele kosten.  

c. Bereken de commerciële kostprijs     

Slide 14 - Tekstslide

De constante kosten van de fabricageafdeling zijn € 350.000,-, de variabele kosten bedragen € 546.000,-. De normale productie is 50.000 stuks, de werkelijke productie is 42.000 stuks. De verkoopkosten bedragen € 12,50 per stuk.

a. Bereken de constante kosten.     
   
   €350.000 / 50.000 = € 7,00

b. Bereken de variabele kosten.       
    
    € 546.000 / 42.000 = € 13,00

c. Bereken de commerciële kostprijs
     € 20 + € 12,50 = € 32,50

Slide 15 - Tekstslide

Maken module 6.2 opdracht 8 t/m 13

Slide 16 - Tekstslide