H10 Basis oefentoets

Toets
H10

Veilig bewegen

Basis 4

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets
H10

Veilig bewegen

Basis 4

Slide 1 - Tekstslide

Bij honkbal slaat Marlies de bal 25 m ver. De bal is 4 seconden onderweg.
Bereken de gemiddelde snelheid van de bal.

Slide 2 - Open vraag

De wielen van een bestelbus hebben een totaal contactoppervlak van 800 cm² met het wegdek. De druk onder de wielen is 35 N/cm².
Bereken de kracht van de wielen op de ondergrond.

Slide 3 - Open vraag

Marja remt bij een snelheid van 5,0 m/s af voor een verkeerslicht en komt tot stilstand.
De gemiddelde snelheid bij het afremmen is 2,5 m/s. Haar remtijd is 0,9 s.
Bereken de remweg.
Rond je antwoord af op één decimaal

Slide 4 - Open vraag

Koen slaat een tennisbal met een snelheid van 20 m/s naar Yvonne. Na 1,4 seconde stuit de bal. Bereken welke afstand de bal dan heeft afgelegd.

Slide 5 - Open vraag

Waarvoor dienen onderdeel 1
en onderdeel 4?

Slide 6 - Open vraag

Bij een botsing rekken de autogordels uit om de remweg te vergroten. Als de auto is gerepareerd, moeten de gordels ook worden vervangen. Leg uit waarom er na een botsing nieuwe gordels in een auto moeten worden geplaatst.

Slide 7 - Open vraag

Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
gemiddelde snelheid = tijd : afstand
B
gemiddelde snelheid = afstand x tijd
C
gemiddelde snelheid = afstand : tijd
D
gemiddelde snelheid = tijd x afstand

Slide 8 - Quizvraag

Marja fietst samen met haar vriendin door een winkelcentrum.
Ze fietsen met een constante snelheid van 5,0 m/s.
Hoe groot is deze snelheid in km/h?

A
1,5 km/h
B
14 km/h
C
18 km/h
D
30 km/h

Slide 9 - Quizvraag

Marja ziet een verkeerslicht op oranje springen.
Zij gaat remmen 0,8 s nadat het licht op oranje springt.
Hoe heet de afstand die zij aflegt in die 0,8 s?
A
reactieafstand
B
remweg
C
stopafstand

Slide 10 - Quizvraag

De woordformule voor de stopafstand is:
stopafstand = reactieafstand + remweg
Wat wordt er bedoeld met de reactieafstand?

A
de afstand die je nodig hebt om te stoppen
B
de afstand die je aflegt tussen het moment dat je iets ziet en gaat remmen
C
de afstand die je tijdens het remmen aflegt.

Slide 11 - Quizvraag

Welke afbeelding geeft
de nettokracht bij
het remmen juist weer?
A
A
B
B
C
C

Slide 12 - Quizvraag

Wat heeft invloed op de remweg?
A
gebruik van medicijnen
B
handsfree bellen
C
het moment dat het verkeerslicht op rood springt
D
het profiel van de banden

Slide 13 - Quizvraag

Een lift gaat met constante snelheid
omhoog.
Van deze beweging zie je vier
mogelijke grafieken.
Welke grafiek hoort bij het
snelheid,tijd-diagram?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Een lift gaat met constante snelheid
omhoog.
Van deze beweging zie je vier
mogelijke grafieken.
Welke grafiek hoort bij het
afstand,tijd-diagram?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de juiste eenheid naar elke grootheid.
Afstand
Gemiddelde snelheid
Tijd
s
m
m/s

Slide 16 - Sleepvraag

Een mobiele kraan heeft 18 wielen.
Over deze kraan staan twee zinnen.
Sleep het juiste woord in de zin!

Er worden 18 wielen gebruikt om
van de kraan op de ondergrond groot te maken.
Veel wielen maken
van de kraan op de ondergrond klein.
de druk
het oppervlak

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep de zin naar het juiste vak!
Juist
Onjuist
Airbags lopen na gebruik langzaam leeg.
Airbags verkleinen de kracht op de passagiers bij een botsing.
Airbags verkorten de reactietijd tijdens een botsing.
Airbags vangen de inzittenden op tijdens een botsing.
Airbags verlengen de remweg tijdens een botsing.

Slide 18 - Sleepvraag