1.2 en 1.4 kans en variabelen

1.2 kans en variabele
1.4 model en hypothesen

  • Je kunt uitleggen wat een wetmatigheid inhoudt
  • Je kunt variabelen herkennen en benoemen
  • Je kunt een conceptueel model opstellen
  • Je kunt een hypothese opstellen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.2 kans en variabele
1.4 model en hypothesen

  • Je kunt uitleggen wat een wetmatigheid inhoudt
  • Je kunt variabelen herkennen en benoemen
  • Je kunt een conceptueel model opstellen
  • Je kunt een hypothese opstellen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een wet?

  • Al het koper geleid elektriciteit

  • Alle mishandelde kinderen zullen hun eigen kinderen mishandelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende wetenschappen
Natuurwetenschappen (zoals wisk en nask)
Sociale wetenschappen (Maw en economie)
Natuurwetten
Kansen
Geen verwachte uitzonderingen
Verwachte uitzonderingen
Observeren menselijk gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kans: de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis zal optreden
De kans op het krijgen van Corona is groter bij mensen met overgewicht.

Hoger opgeleiden hebben een grotere kans op het vinden van een baan.
Er is een kleinere kans dat vrouwen een topfunctie hebben in het bedrijfsleven.



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variabele
De kans dat iets gebeurt, hangt ergens vanaf.
Waar vanaf? --> Dat heet een variabele:

een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe meten we dit? 
Variabele= kenmerk van een individu (micro), groep (meso), of samenleving (macro)

Individu = geslacht, leeftijd, lengte
Groep= woonplaats, inkomen, opleidingsniveau
Samenleving= traditioneel/modern, rijk/arm, democratisch/dictatoriaal 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conceptueel model
Een schema met hokjes en pijltjes waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CONCEPTUEEL MODEL
Belangrijk bij een conceptueel model:
  • De pijl gaat altijd van links naar rechts
  • De variabelen bevatten geen waarderingen
  • Als er meerdere variabelen aan de linkerkant staan, dan hebben die allemaal een aparte pijl naar rechts toe

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ONDERZOEK NAAR KINDERKLEDING: JONGENS MOETEN SURFEN, MEISJES MOETEN DROMEN

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothesen
Hypothese= toetsbaar idee van de werkelijkheid
Belangrijk! richting kiezen in hypothese (beter/groter/kleiner)
Dus niet: A heeft een invloed op B

Aannemen: Hypothese is aangenomen (A -> B)
Verwerpen: Hypothese is niet aangenomen (geen verband A en B)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothese
Een hypothese bevat tenminste:
  • De variabelen die je onderzoekt
  • De groep die je bestudeert
  • De verwachte uitkomst (hoeft niet waar te zijn)

Achteraf kan je een hypothesen aannemen (verifiëren) of verwerpen (falsificeren).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stel een hypothese op bij het conceptueel model

Slide 13 - Open vraag

Bijvoorbeeld: Hoe meer kilometer en leerling moet afleggen van huis naar school, hoe minder energie een leerling heeft.
Maar ook goed is: hoe meer kilometers... hoe meer energie...
Het gaat er niet om of de hypothese waar is maar of deze toetsbaar is. En als je je fysiek inzet kan dat trouwens ook een positief effect hebben op een positieve inzet tijdens het leren. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
In het komende kwartier, in twee of drietallen daarna korte presentaties 
1) Bedenk een hoofdvraag waar je onderzoek naar wil doen (bijv. wat is het effect van..op..)
2) Welke variabelen zouden in dit onderzoek een rol spelen?
3) Maak een conceptueel model van de variabelen.
4) Stel voor het verband (tussen 2 variabelen) een hypothese op.
5) Hoe zou je aan informatie kunnen komen (denk verder dan alleen 'het internet')


Al helemaal klaar? Lees vast het hele hoofdstuk door! 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presentaties onderzoeken 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten uit het werkboek 
Lees paragrafen 1.2 en 1.4 
Van 1.2 en 1.4 maak je opdrachten 11 en 27 (weektaak)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies