5.2 Onderzoeksopzet: Variabelen en Hypothesen

5.2 Onderzoeksopzet: variabelen en hypothesen

  • Je kunt variabelen herkennen in een tekst.
  • Je kunt een conceptueel model opstellen.
  • Je kunt een hypothese opstellen. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.2 Onderzoeksopzet: variabelen en hypothesen

  • Je kunt variabelen herkennen in een tekst.
  • Je kunt een conceptueel model opstellen.
  • Je kunt een hypothese opstellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Meetinstrumenten 
Welke meetinstrumenten (methodes) herken je in de afbeeldingen?
     

Slide 2 - Tekstslide

Variabele
  • De kans dat iets gebeurt, hangt ergens vanaf.
  • Waar vanaf? -> Dat heet een variabele:
  • Een variabele is een kenmerk van een object, actor of samenleving dat kan variëren.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Conceptueel model





Een schema met hokjes en pijltjes waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven.
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele

Slide 5 - Tekstslide

Conceptueel model
Belangrijk bij een conceptueel model:
  • De pijl gaat altijd van links naar rechts
  • De variabelen bevatten geen waarderingen
  • Als er meerdere variabelen aan de linkerkant staan, dan hebben die allemaal een aparte pijl naar rechts toe.

Slide 6 - Tekstslide

Stel het conceptuele model op!

Slide 7 - Tekstslide

hier iets over tolerantie t.o.v asielzoekers

Slide 8 - Tekstslide

Hypothese
  • Hypothese= toetsbaar idee van de werkelijkheid
  • Belangrijk! richting kiezen in hypothese (beter/groter/kleiner)
Dus niet: A heeft een invloed op B
  • Aannemen: Hypothese is aangenomen (A -> B)
  • Verwerpen: Hypothese is niet aangenomen (geen verband A en B)

Slide 9 - Tekstslide

Variabelen & conceptuele modellen
  • Kinderen met gescheiden ouders pesten vaker dan kinderen waarvan de ouders nog bij elkaar zijn.
  • Jongeren die veel op sociale media zitten hebben een grotere kans op een depressie.
  • In dorpen groeten mensen vaker hun buren dan in steden.



Slide 10 - Tekstslide

Weektaak
  • Lees 5.2
  • Maak opdrachten 

Slide 11 - Tekstslide