les 6: het hofstelsel (steden verdwijnen grotendeels)

Les 7: het hofstelsel (steden verdwijnen grotendeels)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 7: het hofstelsel (steden verdwijnen grotendeels)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht




(Van een agrarisch-urbane cultuur naar het hofstelsel waar steden grotendeels verdwijnen.)
Wat waren de belangrijkste reden voor de val van het (West)Romeinse Rijk?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Oorzaken voor de snelle verspreiding

  • Moslims vormden een eenheid
  • Aangrenzende rijken (Perzische en het Byzantijnse) zijn zwak en hierdoor gemakkelijk te veroveren
  • goede ruiters / paarden
  • Jihad (plicht om geloof te verspreiden)
  • Islam aantrekkelijk als monotheïstische godsdienst voor stammen/volken
  • Tolerant t.o.v. christenen en joden 


Slide 5 - Tekstslide

leerdoelen en instructie
- informatie ordenen
- oordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid
- onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg
- kennis over de val van het Romeinse Rijk

Ieder duo krijgt een envelop met kaartjes. Op deze kaartjes staan bronnen
                                           m.b.t de val van het (West-) Romeinse Rijk. Deze kaartjes moet je lezen en zo
                                           verdelen dat je de hoofdvraag goed kunt beantwoorden. De hoofdvraag is: Wat was  aanleiding voor de val van het (West-) Romeinse Rijk?

Slide 6 - Tekstslide

- Ieder groepje krijgt een stapeltje van 20 kaartjes. Al deze kaartjes hebben te maken met de val van het West-Romeinse Rijk aan het einde van de 5e eeuw.
- Lees, sorteer, orden en zoek verbanden.
- Beantwoord (met argumenten) wat de oorzaken en de aanleiding van de Val van het West-Romeinse Rijk aan het einde van de 5e eeuw waren.
- Noteer jullie antwoorden op het antwoordenblad
- Jullie hebben 15 minuten de tijd!




Slide 7 - Tekstslide

Nabespreking
Wat was aanleiding voor de val van het (West-) Romeinse Rijk?
+ argumenten

Slide 8 - Tekstslide


Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

ontstaan van horigheid
(het toebehoren van een boer aan het land van een heer)
door:
- wegvallen centraal bestuur
- wegvallen bescherming (overheid/leger)
- wegvallen steden
- wegvallen handel en nijverheid

-> boeren zoeken bescherming bij een heer
de overheid bood geen bescherming en rondtrekkende bendes hadden vrij spel. Boeren zagen zich gedwongen bescherming te zoeken bij een heer. In ruil daarvoor gingen ze verplichtingen aan.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Veel plichten,
weinig rechten voor horigen en lijfeigenen
  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 15 - Tekstslide

Schema over het hofstelsel

Slide 16 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
schematisch overzicht van een hofstelsel, klik op de oogjes! 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

opdracht
Boekje 'Arnhem' blz 26 t/m 31
lees de tekst 
1. verzamel zo veel mogelijk voorbeelden uit Arnhem (en omstreken) die de ka's (hiernaast) laten zien. 
2. Leg uit, van elk voorbeeld, waarom deze bij het ka horen.
3. welk continuïteit kan je benoemen?
4. Welke conclusie kan je trekken mbt Arnhem en 'de tijd van monniken en ridders' ?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide


Slide 21 - Open vraag

Na de splitsing van het Romeinse rijk in een westelijk en oostelijk gedeelte, bleef het Oost-Romeinse rijk nog lang bestaan. Uiteindelijk werd het oosten veroverd door de Turken.
Wanneer was dit?

A
476
B
830
C
1453
D
1555

Slide 22 - Quizvraag


Vul de ontbrekende woorden in:

Romeinen noemden de Germanen ….. ; er was sprake van minachting voor hun cultuur, maar ook bewondering voor hun vechtkunst. 
Na de slag bij Teutoburgerwoud in 9 n.C. trokken de Romeinen zich terug achter de Rijn en werd dit de ….. in het noorden.

A
Barbaren, limes
B
Bondgenoten, hoofdstad
C
Broeders, grens
D
Vijanden, legerplaats

Slide 23 - Quizvraag

De Bataafse leider Julius Civilis kwam in opstand tegen de Romeinen. Hij riep de Bataven bijeen in een heilig woud, men zwoer elkaar eeuwige trouw en besloot Romeinse legerplaatsen aan te vallen.

Bij welk kenmerkend aspect past deze gebeurtenis?
A
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur.
C
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde.
D
De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.

Slide 24 - Quizvraag

Welke jaartallen horen bij de tijd van Grieken en Romeinen?


A
3000 v.C. – 500 n.C.
B
500 – 1000
C
0 – 500 n.C.
D
tot 3000 v.C

Slide 25 - Quizvraag

Bij welke twee kenmerkende aspecten past de afbeelding van een aquaduct uit Frankrijk?
A
De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.
B
Klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
C
Groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
D
De confrontatie van de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van noordwest Europa.

Slide 26 - Quizvraag

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:
‘Bij een … wordt de staat geleid door een groep aanzienlijken, als een vorst het hoofd van het bestuur is, spreek je van een … .
A
aristocratie, monarchie
B
oligarchie, tirannie
C
oligarchie, dictatuur
D
democratie, imperium

Slide 27 - Quizvraag


Welke bewering is onjuist?
A
Als het Romeinse rijk een keizerrijk wordt, begint een periode van rust, de pax romana.
B
Romeinen konden meedogenloos zijn naar vijanden, maar respecteerden vaak godsdienst en cultuur van andere volkeren.
C
Door de verovering van Griekenland ontstond een mengcultuur en werden Grieken geromaniseerd.
D
De volksverhuizingen vanaf de 4e eeuw was één van de reden voor de val van het West-Romeinse rijk.

Slide 28 - Quizvraag

Sleep de tijdvakken in de juiste volgorde:
timer
0:30
1
2
3
4
5
6
Regenten en vorsten
Pruiken en revoluties
Steden en staten
Ontdekkers en hervormers
Burgers en stoommachines
Monniken en ridders

Slide 29 - Sleepvraag

timer
0:30
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en politiek in de Griekse stadstaat.
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa

Slide 30 - Sleepvraag

Leg deze bewering uit waarbij je je antwoord ondersteunt met een hierbij passende verwijzing naar de anekdote.
examenvraag 2019-2 (2p)

Slide 31 - Tekstslide