Les 29

KERN les 29
Hoe schrijf je bijvoeglijke namwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KERN les 29
Hoe schrijf je bijvoeglijke namwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Je leert hoe je bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking schrijft  

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk!
blz. 62

Slide 3 - Tekstslide

Woorden les 29
blozen: een rood gezicht krijgen
waardevol: wat veel geld op kan brengen, wat veel voor je betekent
aanrichten: de oorzaak zijn van de dingen die volgen
ontspannen: tot rust komen door iets prettigs
de formule: korte beschrijving van hoe je iets doet
waarschijnlijk: vermoedelijk
Maak opdracht 7, blz. 63

Slide 4 - Tekstslide

nakijken

Slide 5 - Tekstslide

blozen
ontspannen
de formule

Slide 6 - Sleepvraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord kan alleen op een –e eindigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Woorden in de overtreffende trap eindigen meestal op –st
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Amina heeft meer gegeten dan Luuk en Jelle bij elkaar.
Meer is:
A
stellend
B
vergrotend
C
overtreffend

Slide 11 - Quizvraag

Ik geloof niet in waarzeggers met glazen bollen.
glazen is:
A
stellend
B
vergrotend
C
overtreffend

Slide 12 - Quizvraag

Het vest dat Sterre vandaag draagt is blauw.
blauw is:
A
stellend
B
vergrotend
C
overtreffend

Slide 13 - Quizvraag

Hakim draagt de zwaarste koffer.
zwaarste is:
A
stellend
B
vergrotend
C
overtreffend

Slide 14 - Quizvraag

Kunnen we ook een uur later afspreken?
later is:
A
stellend
B
vergrotend
C
overtreffend

Slide 15 - Quizvraag

'Onze formule: de nieuwste laptops voor de laagste prijs!'
Bijvoeglijke naamwoorden (2):
A
formule
B
nieuwste
C
laagste
D
prijs

Slide 16 - Quizvraag

'Volkorenbrood: een goede start van je dag!'
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Volkorenbrood
B
goede
C
start
D
dag

Slide 17 - Quizvraag

'Een druk leven? Ontspan met hippe handdoeken en badjassen!'
Bijvoeglijke naamwoorden (2):
A
druk
B
Ontspan
C
hippe
D
badjassen

Slide 18 - Quizvraag

'Investeer nu in een waardevolle toekomst'
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Investeer
B
nu
C
waardevolle
D
toekomst

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maak KERN les 29 af 
blz. 62+63

Klaar? NUMO

Slide 20 - Tekstslide

nakijken

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Ik weet wat bijvoeglijk naamwoorden en de trappen van vergelijking zijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Ik kan de juiste vorm van bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking invullen in een zin
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll