P3 vragen ademhalingsstelsel
COPD is een chronische ontsteking aan de............?
A
Bronchiën
B
Longen
C
Longblaasjes
D
Luchtwegen
1 / 53
Onderdelen in deze les
COPD is een chronische ontsteking aan de............?
A
Bronchiën
B
Longen
C
Longblaasjes
D
Luchtwegen
Slide 1 - Quizvraag
Welk zintuig hoort bij welke prikkel?
licht
geluid
geur
druk/tast
warmte/kou
pijn
smaak
oog
oor
huid
neus
tong
Slide 2 - Sleepvraag
Wat ligt er in je strottenhoofd?
A
Speekselklieren
B
Stembanden
C
Huig
D
Amandelen
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een bronchie?
A
een vertakking van de luchtpijp
B
een cel waar verbranding plaatsvindt
C
een longblaasje
D
een dier
Slide 4 - Quizvraag
Welk nummer geeft een bronchie aan?
A
2
B
8
C
9
D
10
Slide 5 - Quizvraag
wat is de functie van het trilhaarepitheel in de luchtpijp en de bronchieën?
A
Het trilt vuildeeltjes en ziekteverwekkers omhoog
B
De trilhaartjes verwarmen de lucht.
C
De trilhaartjes trillen het slijm omhoog met daarin vuildeeltjes en ziekteverwekkers.
D
Het houdt de luchtpijp open.
Slide 6 - Quizvraag
Welke letter geeft een bronchie aan?
A
P
B
Q
C
R
Slide 7 - Quizvraag
Van boven naar beneden
A
mondholte, neusholte, keelholte, strottenhoofd
B
strottenhoofd, mondholte, neusholte, keelholte
C
neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd
D
keelholte, mondholte, strottenhoofd, neusholte
Slide 8 - Quizvraag
Bij samentrekking van de middenrifspieren gaat het middenrif...
en dit leidt tot...
en dit leidt tot...
A
omhoog-inademen
B
omlaag-inademen
C
omhoog-uitademen
D
omlaag uitademen
Slide 9 - Quizvraag
Waar liggen de stembanden? En waardoor wordt de luchtpijp open
gehouden?
gehouden?
A
In het strottenhoofd, door spieren
B
In het strottenhoofd, door kraakbeenringen
C
In de adamsappel, door spieren
D
In de adamsappel, door kraakbeenringen
Slide 10 - Quizvraag
In hoeveel bronchiën vertakt de luchtpijp zich?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 11 - Quizvraag
Als het middenrif samentrekt...
A
beweegt het omhoog en wordt de borstholte kleiner
B
beweegt het omhoog en wordt de borstholte groter
C
beweegt het omlaag en wordt de borstholte kleiner
D
beweegt het omlaag en wordt de borstholte groter
Slide 12 - Quizvraag
1. Om elk longblaasje liggen
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar
2: nietwaar
D
1: nietwaar
2: waar
Slide 13 - Quizvraag
Bloed dat van een longblaasje naar een lichaamscel toe stroomt, is:
A
zuurstofarm en koolstofdioxidearm
B
zuurstofrijk en koolstofdioxiderijk
C
zuurstofrijk en koolstofdioxidearm
D
zuurstofarm en koolstofdioxiderijk
Slide 14 - Quizvraag
Wat gebeurt er in het longblaasje?
A
Zuurstof in het bloed
Koolstofdioxide uit het bloed
B
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide in het bloed
C
Zuurstof uit het bloed
Koolstofdioxide in het bloed
D
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide uit het bloed
Slide 15 - Quizvraag
Juist of onjuist
a. Bij uitademen ontspannen de tussenribspieren en de middenrifspieren.
b. Bij inademen wordt het middenrif plat.
R, 1p
A
a = juist
b = juist
B
a = juist
b = onjuist
C
a = onjuist
b = juist
D
a = onjuist
b = onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde bij inademen?
A
neusholte- keelholte- strottenhoofd- luchtpijp
B
neusholte- keelholte-luchtpijp- strottenhoofd
C
luchtpijp-neusholte- keelholte- strottenhoofd
D
keelholte-neusholte- strottenhoofd-luchtpijp
Slide 17 - Quizvraag
In het verteringsstelsel van een mens zitten de volgende organen: maag, dunne darm en bronchie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
In de afbeelding is een dwarsdoorsnede van de luchtpijp en de slokdarm getekend. Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
Geen van bovenstaande
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde bij inademen?
A
neusholte- keelholte- strottenhoofd- luchtpijp
B
neusholte- keelholte-luchtpijp- strottenhoofd
C
luchtpijp-neusholte- keelholte- strottenhoofd
D
keelholte-neusholte- strottenhoofd-luchtpijp
Slide 20 - Quizvraag
In de afbeelding is een dwarsdoorsnede van de luchtpijp en de slokdarm getekend. Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
Geen van bovenstaande
Slide 21 - Quizvraag
Wat ligt er in je strottenhoofd?
A
Speekselklieren
B
Stembanden
C
Huig
D
Amandelen
Slide 22 - Quizvraag
Welke letter geeft een bronchie aan?
A
P
B
Q
C
R
Slide 23 - Quizvraag
Wat gebeurt er in het longblaasje?
A
Zuurstof in het bloed
Koolstofdioxide uit het bloed
B
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide in het bloed
C
Zuurstof uit het bloed
Koolstofdioxide in het bloed
D
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide uit het bloed
Slide 24 - Quizvraag
Juist of onjuist
a. Bij uitademen ontspannen de tussenribspieren en de middenrifspieren.
b. Bij inademen wordt het middenrif plat.
R, 1p
A
a = juist
b = juist
B
a = juist
b = onjuist
C
a = onjuist
b = juist
D
a = onjuist
b = onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Waar liggen de stembanden? En waardoor wordt de luchtpijp open
gehouden?
gehouden?
A
In het strottenhoofd, door spieren
B
In het strottenhoofd, door kraakbeenringen
C
In de adamsappel, door spieren
D
In de adamsappel, door kraakbeenringen
Slide 26 - Quizvraag
Bij samentrekking van de middenrifspieren gaat het middenrif...
en dit leidt tot...
en dit leidt tot...
A
omhoog-inademen
B
omlaag-inademen
C
omhoog-uitademen
D
omlaag uitademen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een bronchie?
A
een vertakking van de luchtpijp
B
een cel waar verbranding plaatsvindt
C
een longblaasje
D
een dier
Slide 28 - Quizvraag
In hoeveel bronchiën vertakt de luchtpijp zich?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 29 - Quizvraag
In het verteringsstelsel van een mens zitten de volgende organen: maag, dunne darm en bronchie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Als het middenrif samentrekt...
A
beweegt het omhoog en wordt de borstholte kleiner
B
beweegt het omhoog en wordt de borstholte groter
C
beweegt het omlaag en wordt de borstholte kleiner
D
beweegt het omlaag en wordt de borstholte groter
Slide 31 - Quizvraag
Welk nummer geeft een bronchie aan?
A
2
B
8
C
9
D
10
Slide 32 - Quizvraag
Bloed dat van een longblaasje naar een lichaamscel toe stroomt, is:
A
zuurstofarm en koolstofdioxidearm
B
zuurstofrijk en koolstofdioxiderijk
C
zuurstofrijk en koolstofdioxidearm
D
zuurstofarm en koolstofdioxiderijk
Slide 33 - Quizvraag
wat is de functie van het trilhaarepitheel in de luchtpijp en de bronchieën?
A
Het trilt vuildeeltjes en ziekteverwekkers omhoog
B
De trilhaartjes verwarmen de lucht.
C
De trilhaartjes trillen het slijm omhoog met daarin vuildeeltjes en ziekteverwekkers.
D
Het houdt de luchtpijp open.
Slide 34 - Quizvraag
Van boven naar beneden
A
mondholte, neusholte, keelholte, strottenhoofd
B
strottenhoofd, mondholte, neusholte, keelholte
C
neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd
D
keelholte, mondholte, strottenhoofd, neusholte
Slide 35 - Quizvraag
1. Om elk longblaasje liggen
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar
2: nietwaar
D
1: nietwaar
2: waar
Slide 36 - Quizvraag
Welk nummer geeft een bronchie aan?
A
2
B
8
C
9
D
10
Slide 37 - Quizvraag
Wat ligt er in je strottenhoofd?
A
Speekselklieren
B
Stembanden
C
Huig
D
Amandelen
Slide 38 - Quizvraag
wat is de functie van het trilhaarepitheel in de luchtpijp en de bronchieën?
A
Het trilt vuildeeltjes en ziekteverwekkers omhoog
B
De trilhaartjes verwarmen de lucht.
C
De trilhaartjes trillen het slijm omhoog met daarin vuildeeltjes en ziekteverwekkers.
D
Het houdt de luchtpijp open.
Slide 39 - Quizvraag
In de afbeelding is een dwarsdoorsnede van de luchtpijp en de slokdarm getekend. Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
Geen van bovenstaande
Slide 40 - Quizvraag
Juist of onjuist
a. Bij uitademen ontspannen de tussenribspieren en de middenrifspieren.
b. Bij inademen wordt het middenrif plat.
R, 1p
A
a = juist
b = juist
B
a = juist
b = onjuist
C
a = onjuist
b = juist
D
a = onjuist
b = onjuist
Slide 41 - Quizvraag
Waar liggen de stembanden? En waardoor wordt de luchtpijp open
gehouden?
gehouden?
A
In het strottenhoofd, door spieren
B
In het strottenhoofd, door kraakbeenringen
C
In de adamsappel, door spieren
D
In de adamsappel, door kraakbeenringen
Slide 42 - Quizvraag
Van boven naar beneden
A
mondholte, neusholte, keelholte, strottenhoofd
B
strottenhoofd, mondholte, neusholte, keelholte
C
neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd
D
keelholte, mondholte, strottenhoofd, neusholte
Slide 43 - Quizvraag
Bij samentrekking van de middenrifspieren gaat het middenrif...
en dit leidt tot...
en dit leidt tot...
A
omhoog-inademen
B
omlaag-inademen
C
omhoog-uitademen
D
omlaag uitademen
Slide 44 - Quizvraag
In het verteringsstelsel van een mens zitten de volgende organen: maag, dunne darm en bronchie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 45 - Quizvraag
Als het middenrif samentrekt...
A
beweegt het omhoog en wordt de borstholte kleiner
B
beweegt het omhoog en wordt de borstholte groter
C
beweegt het omlaag en wordt de borstholte kleiner
D
beweegt het omlaag en wordt de borstholte groter
Slide 46 - Quizvraag
1. Om elk longblaasje liggen
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
longhaarvaten
2. Er kunnen stoffen door de dunne wanden van de longblaasjes en longhaarvaten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar
2: nietwaar
D
1: nietwaar
2: waar
Slide 47 - Quizvraag
In hoeveel bronchiën vertakt de luchtpijp zich?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 48 - Quizvraag
Bloed dat van een longblaasje naar een lichaamscel toe stroomt, is:
A
zuurstofarm en koolstofdioxidearm
B
zuurstofrijk en koolstofdioxiderijk
C
zuurstofrijk en koolstofdioxidearm
D
zuurstofarm en koolstofdioxiderijk
Slide 49 - Quizvraag
Wat is een bronchie?
A
een vertakking van de luchtpijp
B
een cel waar verbranding plaatsvindt
C
een longblaasje
D
een dier
Slide 50 - Quizvraag
Wat gebeurt er in het longblaasje?
A
Zuurstof in het bloed
Koolstofdioxide uit het bloed
B
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide in het bloed
C
Zuurstof uit het bloed
Koolstofdioxide in het bloed
D
Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide uit het bloed
Slide 51 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde bij inademen?
A
neusholte- keelholte- strottenhoofd- luchtpijp
B
neusholte- keelholte-luchtpijp- strottenhoofd
C
luchtpijp-neusholte- keelholte- strottenhoofd
D
keelholte-neusholte- strottenhoofd-luchtpijp
Slide 52 - Quizvraag
Welke letter geeft een bronchie aan?
A
P
B
Q
C
R
