H1 Formuleren - samentrekking controleren (vwo) & correct zinnen begrenzen (havo)

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

  • 15 minuten lezen
  • Vwo uitleg over samentrekkingen controleren (havo aan het werk)
  • Havo uitleg over zinnen correct begrenzen (vwo aan het werk
  • Aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Samentrekking
Je leert een samentrekking herkennen,
je leert een samentrekking controleren en
je leert een samentrekking verbeteren. 

Je leert een samentrekking herkennen, controleren en verbeteren.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf zo kort mogelijk op (denk aan de spelling!)
Landsgrenzen en provinciegrenzen

Slide 5 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk op (denk aan de spelling!)
Marius reed 200 km/h en Marius kreeg daarom een boete.

Slide 6 - Open vraag

  • Bij een achterwaartse samentrekking staan alle woorden achter in de zin.
  • Bij een voorwaartse samentrekking staan alle woorden voor in de zin.

Slide 7 - Tekstslide

Theorie - samentrekking
Samentrekking houdt in dat een woord(deel) of een zinsdeel wordt weggelaten, omdat het ook elders in de zin voorkomt.

 Gewone zin = "Je kunt bij hem niet alleen nieuwe computerspelletjes kopen, maar je kunt bij hem ook oude computerspelletjes kopen."

 Verkorte zin =  "Je kunt bij hem niet alleen nieuwe (computerspelletjes kopen), maar (je kunt bij hem) ook oude computerspelletjes kopen."



Slide 8 - Tekstslide

Niveaus samentrekking
Het weglaten kan op drie niveaus:

- woordniveau
- woordgroepniveau
- zinsniveau

Slide 9 - Tekstslide

Woordniveau

Hier ligt een stapel studieboeken en -schriften.

Je laat een woorddeel weg: studie.

Slide 10 - Tekstslide

Woordgroepniveau
Hier ligt een stapel met oude en nieuwe kleren.

Je laat één of meerdere woorden binnen een zinsdeel weg: kleren

Slide 11 - Tekstslide

Zinsniveau

Hier ligt een stapel boeken en daar ook.

Je laat één of meerdere zinsdelen weg: ligt - een stapel boeken

Slide 12 - Tekstslide

Zij doet werk op gemeentelijk en op provinciaal niveau.

A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 13 - Quizvraag

De trainer leert je onderhands werpen en bovenhands.
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 14 - Quizvraag

Zij zijn verzekerd tegen brand-, water- en stormschade.

A
Samentrekking op woordniveau
B
Samentrekking op woordgroepniveau
C
Samentrekking op zinsniveau

Slide 15 - Quizvraag

In de plannen van het nieuwe kabinet kan en zal iedereen erop vooruitgaan.


A
Samentrekking op woordniveau
B
Samentrekking op woordgroepniveau
C
Samentrekking op zinsniveau

Slide 16 - Quizvraag

De activiteiten zijn gepland in en naast de sporthal.



A
Samentrekking op woordniveau
B
Samentrekking op woordgroepniveau
C
Samentrekking op zinsniveau

Slide 17 - Quizvraag

Waarom klopt deze zin niet?

WHO bestempelt nieuwe coronavariant als zorgelijk en krijgt naam omicron


Slide 18 - Open vraag

Samentrekken gaat vaak fout
Wat is er mis met de volgende zinnen? 
  • Hier wordt een nieuw sportveld aangelegd en enkele kleedkamers geplaatst. 
  • Max keek naar een leuk meisje en daardoor niet goed uit bij het oversteken.
  • De maand augustus is vaak heet en brengen Italianen graag door aan de kust. 

Slide 19 - Tekstslide

Drie voorwaarden
Om iets weg te laten moet je eerst aan drie voorwaarden voldoen:

De woorden hebben:
1. dezelfde functie (onderwerp, lv, koppelww, enz.)
2. dezelfde betekenis
3. hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud)

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan 
  1. Bepaal wat er is weggelaten.
  2. Bepaal de functie, de betekenis en het getal van het eerste deel.
  3. Bepaal de functie, de betekenis en het getal van het tweede deel. 
  4. Alles hetzelfde? Goede samentrekking. 
  5. Niet? Voeg de ten onrechte weggelaten delen toe.

Slide 21 - Tekstslide

Is de volgende zin goed samengetrokken?
Emma liep naar de winkel en kocht een boek.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Is de zin goed samengetrokken?
De cabaretier verbaasde zich erg over de prijs, en de toeschouwers nog meer.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de opdrachten van deze paragraaf!
Startopdracht + 1 t/m 4 + 7

Havo: zinnen correct begrenzen 

Slide 24 - Tekstslide

Punten, komma's, dubbele punten en puntkomma's
Zinnen correct begrenzen

Slide 25 - Tekstslide

a Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
b Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Bij zin a. en b. moet een komma vervangen worden door een punt. Welke en waarom?
Zinnen correct begrenzen

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een punt?
A
Aan het einde van een meedelende zin
B
Als je adem moet halen in een zin
C
Aan het einde van je tekst

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
Als je een citaat aankondigt
B
Als je iets gaat uitleggen
C
Voor een opsomming
D
Voor voegwoorden

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een puntkomma?
A
Als je een citaat aankondigt
B
Als de ene zin de andere verklaart
C
Na een opsomming
D
In plaats van 'en'

Slide 29 - Quizvraag

Aan het begin van het tweede uur haal ik nooit koffie, want de congiërge komt het dan toch wel brengen.

* Aan het begin van het tweede uur haal ik nooit koffie. Want de congiërge komt het dan toch wel brengen.
Zie het verschil:

Slide 30 - Tekstslide

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet. Hier kwamen veel mensen tegen in opstand.

* Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.
Zie het verschil:

Slide 31 - Tekstslide

Sommige landen worden van andere gescheiden door een zee, rivier, bos of gebergte. Zodat er een natuurlijke grens is.
A
juist begrensd
B
onjuist begrensd

Slide 32 - Quizvraag

Nederland wordt in het noorden en westen begrensd door de Noordzee. Het heeft dus aan twee kanten een natuurlijke grens.
A
juist begrensd
B
onjuist begrensd

Slide 33 - Quizvraag

Wat:
- Havo: formuleren, startoopdracht + 1, 2, 3, 7
- Vwo: formuleren, startopdracht + 1 t/m 4 + 7 



Donderdag is de toets van lezen en woordenschat. Ben je klaar met bovenstaande opdrachten, dan ga je de woordenlijst leren.

Aan de slag

Slide 34 - Tekstslide