VEI M3 6.5 Aanpassingen bij dieren (en 6.6 Aanpassingen bij planten)

Ecologie
6.1 Eten en gegeten worden 
6.2 Piramiden 
6.3 De koolstofkringloop  en 
        stikstofkringloop 
6.4 Biologisch evenwicht
6.5 Aanpassingen bij dieren 
6.6 Aanpassingen bij planten
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ecologie
6.1 Eten en gegeten worden 
6.2 Piramiden 
6.3 De koolstofkringloop  en 
        stikstofkringloop 
6.4 Biologisch evenwicht
6.5 Aanpassingen bij dieren 
6.6 Aanpassingen bij planten

Slide 1 - Tekstslide

Ecologie
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 

Bekijk de video als uitleg voor de aanpassingen bij dieren.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel bij 6.5 Aanpassingen bij dieren
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen bij 6.4 Aanpassingen bij dieren
gestroomlijnd           Lichaamsvorm met weinig uitsteeksels om de weerstand (van water of lucht)
                                        zo klein mogelijk te maken.
haaksnavel                Korte, kromme snavel om een prooi in stukken te scheuren.
hoefgangers             Organismen die op de toppen van hun tenen lopen.
kegelsnavel               Korte snavel om zaden te kraken.
pincetsnavel             Rechte, spitse snavel om insecten te vangen.
priemsnavel              Lange, dunne snavel om voedsel te vangen in ondiep water of in een
                                        zanderige bodem.
schutkleur                 Kleur die overeenkomt met de omgeving, waardoor een dier niet of minder
                                        opvalt.
teengangers             Organismen die op hun tenen lopen.
zeefsnavel                Brede snavel om voedsel uit het water te zeven.
zoolgangers            Organismen die op de hele voetzool lopen waardoor het steunoppervlak groot is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

35. tarweplant, vos, buizerd, hermelijn
36. tarweplant --> korenwolf --> vos
37.  A
38. Knipkiezen, het is een vleeseter, de knipkiezen scheuren het vlees.

Slide 6 - Tekstslide

Vis

Vogel

Zoogdier

dolfijn
haai
pinguïn

Slide 7 - Sleepvraag

Leg uit wat het voordeel is van de licht gekleurde buik en donker gekleurde rug bij waterdieren.

Slide 8 - Open vraag

Hoefganger
Teenganger
Zoolganger
beer
kat
paard

Slide 9 - Sleepvraag

Bizons krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
Wilde konijnen krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
In gebieden waar sneeuw valt, veranderd ook de kleur van de vacht. Wit in de winter en bruin in de zomer.
Konijnen graven holen en hebben op die manier invloed om hun omgeving. Er komt meer lucht ondergronds en andere dieren kunnen ook gebruik maken van deze holen. 
Hierboven een aantal aanpassingen 
van dieren aan hun omgeving. 
Welke aanpassingen zie je?

Klik op de zwarte rondjes voor meer informatie.

Slide 10 - Tekstslide

Welke aanpassing heeft
de woestijnvos om zijn warmte
kwijt te raken in de woestijn?

Slide 11 - Open vraag

Welke aanpassing heeft de poolvos om tegen de koude temperaturen in het poolgebied te kunnen?

Slide 12 - Open vraag

Poten die een tak stevig vast kunnen pakken
Poten met scherpe klauwen
Poten met zwemvliezen
Poten voor ondiep water
Zangvogel
Watervogel
Steltloper
Roofvogel

Slide 13 - Sleepvraag

vogel met klauwen 
aan de poten
vogel met lange 
poten die voedsel 
zoekt in ondiep water
vogel met poten die zich 
goed kunnen vastklem-
men aan een tak
vogel met waterafstotende veren en zwemvliezen
Watervogel
Roofvogel
Steltloper
Zangvogel

Slide 14 - Sleepvraag


Rechte, spitse snavel om insecten te vangen

Lange, dunne snavel om voedsel te vangen in ondiep water of in een zanderige bodem
Pincetsnavel
Priemsnavel

Slide 15 - Sleepvraag


Brede snavel om voedsel uit het water te zeven

Korte snavel om zaden te kraken

Korte, kromme snavel om een prooi in stukken te scheuren
Haaksnavel
Kegelsnavel
Zeefsnavel

Slide 16 - Sleepvraag

Priemsnavel
Pincetsnavel
Zeefsnavel
Haaksnavel
Kegelsnavel

Slide 17 - Sleepvraag

Leg uit waarom een mol een gestroomlijnd lichaam nodig heeft.

Slide 18 - Open vraag

Voortbeweging door het water is                             dan door de lucht. Dit komt doordat de weerstand van water                                is. Waterdieren zijn zo aangepast dat ze toch snel kunnen zwemmen. Hun lichaam is                              gestroomlijnd dan het lichaam van de meeste landdier-en. Veel vissen hebben een                              huid doordat de huid be-dekt is met                              en                              . Bovendien heeft het lichaam                             uitsteeksels. De voortbeweging komt tot stand door beweging van de                              . Door de                                blijft de vis rechtop in het water.
weinig
slijm
overige vinnen
groter
gladde
moeilijker
schubben
staartvin
beter

Slide 19 - Sleepvraag

Welke dieren lopen de kleinste kans om snel weg te zakken in een
drassige bodem? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Welke 2 beweringen over staafjes en kegeltjes zijn juist?
A
Kegeltjes zijn geschikt om contrasten waar te nemen.
B
Kegeltjes zijn geschikt om kleuren en details waar te nemen.
C
Staafjes zijn geschikt om contrasten waar te nemen.
D
Staafjes zijn geschikt om kleuren en details waar te nemen.

Slide 22 - Quizvraag

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Hebben roofvogels vooral staafjes of vooral kegeltjes? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open vraag

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Welk ander zintuig (naast het zicht) moet bij uilen zeer goed ontwikkeld zijn om een prooi te kunnen waarnemen?
A
De reukzin
B
De tastzin
C
Het gehoor

Slide 24 - Quizvraag

Roofvogels en uilen jagen op prooidieren. Roofvogels jagen vooral overdag, uilen vooral in de schemering en 's nachts. Heeft dit andere zintuig een lagere of een hogere drempelwaarde dan hetzelfde zintuig bij mensen?
A
Hogere drempelwaarde
B
Lagere drempelwaarde

Slide 25 - Quizvraag

Thema 6 Ecologie
6.1 Eten en gegeten worden
6.2 Piramiden
6.3 De koolstofkringloop en
        stikstofkringloop
6.4 Biologisch evenwicht
6.5 Aanpassingen bij dieren
6.6 Aanpassingen bij planten

Slide 26 - Tekstslide

Bekijk de video als uitleg voor de aanpassingen bij planten.

Slide 27 - Tekstslide

behaarde bladeren
verzonken huidmondjes
dik
waslaagje

Slide 28 - Sleepvraag

behaarde bladeren
verzonken huidmondjes
dik waslaagje
behaarde bladeren

Slide 29 - Sleepvraag

Waterlelies hebben holle stengels.

Slide 30 - Tekstslide

Leg uit waarom de stengels van water-en moerasplanten hol zijn van binnen.

Slide 31 - Open vraag

Voorjaar in het bos

Slide 32 - Tekstslide

Leg uit waarom schaduwplanten vooral in het voorjaar bloeien.

Slide 33 - Open vraag

Klimplanten klimmen omhoog naar het licht. 
Daarom groeien ze snel omhoog via muren, andere planten, e.d.

Slide 34 - Tekstslide

Wortelrozet van weegbree en paardenbloem.

Slide 35 - Tekstslide

plant die voorkomt op een plek waar veel schaduw is
plant die voorkomt op een plek waar veel zonlicht is
plant met hechtwortels of ranken om zich vast te houden aan muren en andere planten
Klimplant
Schaduwplant
Zonplant

Slide 36 - Sleepvraag

krans van bladeren die vlak boven de grond op hetzelfde punt aan de plant zitten
laagje op de bladeren van planten dat verdamping tegengaat
schaduwplant
Voorjaarsbloeier
Waslaagje
Wortelrozet

Slide 37 - Sleepvraag

Landplanten in een:
vochtig milieu
droog milieu
Aantal huidmondjes
Afmeting bladeren
Bladoppervlak
Ligging huidmondje
aan het oppervlak
diep verzonken
Waslaag
Wortelstelsel
…                   ontwikkeld
…                   ontwikkeld
veel
weinig
groot en plat
klein en dik
kaal
behaard
dun
dik
zwak
goed

Slide 38 - Sleepvraag

De bladeren van een naaldboom hebben de vorm van naalden. Hebben deze bladeren veel of weinig huidmondjes. Leg uit of door deze vorm veel of weinig water verdampt.

Slide 39 - Open vraag

De meeste planten hebben huidmondjes aan de onderkant van de bladeren, maar water-
lelies niet. Leg uit waarom niet.

Slide 40 - Open vraag

Bij waterlelies steken de bloemen
boven het water uit.
Leg uit waarom.

Slide 41 - Open vraag

Bij veel landplanten is de opperhuid van de bladeren bedekt met een waslaagje.
Wat is de functie van dit waslaagje?

Slide 42 - Open vraag

Tweejarige en meerjarige planten kunnen wortelrozetten maken om de winter te overleven. In het voorjaar kan de plant snel groeien doordat de plant meer licht kan opvangen en meer water en voedingsstoffen kan opnemen dan planten die in de buurt groeien van de rozetvormende plant. De rozetvormende plant heeft dus een concurrentievoordeel. Leg dit uit.

Slide 43 - Open vraag