Stel, je overweegt een feest te organiseren. Je analyseert de situatie als volgt:
Intensiteit: Het feest zal veel plezier brengen aan de deelnemers. (+ hoog)
Duur: Het feest duurt een paar uur. (+ gemiddeld)
Zekerheid: Het plezier van een feest is bijna gegarandeerd. (+ hoog)
Nabijheid: Het feest is dit weekend. (+ dichtbij)
Productiviteit: Het feest zal waarschijnlijk leiden tot goede herinneringen. (+ positief)
Reinheid: Het plezier kan worden verstoord door overmatig drinken of ruzies. (- matig)
Reikwijdte: Het feest heeft alleen impact op de genodigden. (+ beperkt)
De totale "score" van plezier en pijn kan je vervolgens vergelijken met een alternatieve handeling, zoals een rustige avond thuis. Op basis van de netto uitkomst kun je beslissen welke handeling het meeste geluk oplevert.