(9) klinkers en medeklinkers

Klinkers en medeklinkers


Spelling KWT Les 8
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Klinkers en medeklinkers


Spelling KWT Les 8

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  1. Theorie klinkers en medeklinkers
  2. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet wat de klinkers en medeklinkers zijn
- Je gaat oefenen hoe je werkwoorden moet spellen
- Je gaat oefenen met klanken van woorden

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Noem 3 klinkers!

Slide 5 - Woordweb

Noem 5 medeklinkers!

Slide 6 - Woordweb

Klinker of medeklinker?
klinkers:                                                                         medeklinkers: 

                           

 

Slide 7 - Tekstslide

Korte en lange klanken
-  Met klinkers kun je lange en korte klanken maken.

Korte klanken: bank, bed, post, vis
Lange klanken: kaart, feest, stuur
Combinatie: lantaarn, kantoor, alleen

Slide 8 - Tekstslide

enkele of dubbele klinker
  • klinkers zijn a - e - i - o - u
  • Hoor je aan het einde van een klankgroep een lange klank aa - ee - ie - oo -uu
     dan
     schrijf a - e - i - o -u
     Bijvoorbeeld: kken - schten - prgraaf - dcment
     

  • Hoor je in het midden van een klankgroep een lange klank aa - ee - ie - oo - uu
     dan 
     schrijf je aa - ee - ie - oo - uu
     Bijvoorbeeld: laag - be loof - ge daan - to neel

Slide 9 - Tekstslide

dubbele medeklinker
  • Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank: a - e - i - o - u
  • dan
     Verdubbel je de medeklinker
     Bijvoorbeeld: pen - pe nnen, wil -wi llen, bus - bu ssen, her ken - her ke nnen

  • Hoor je aan het einde van een klankgroep een korte klank:  a - e - i - o - u 
      en
      staan er al 2 of meer medeklinkers
      dan 
      doe je niets.
      Bijvoorbeeld: klompen, wandel, varken

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf het meervoud van:
'boterham'

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het meervoud van:
'spreek'

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het meervoud van:
'paard'

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het meervoud van:
'blaas'

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het meervoud van:
'verbod'

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Link

Vooruitblik
Week 51 (10)
Week 52
Week 1
Week 2 (11)
Week 3 (12)
Week 4 (13)
Week 5 (14)
Week 6 (15)
persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
kerstvakantie
kerstvakantie
pvvt zwakke werkwoorden
pvvt sterke werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord
indirecte directe reden
deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Tekstslide