7 Taalverzorging 3 opdracht 5 -7 en 9

Z

I

N

S

D

E

L

E

N


V

7 Taalverzorging 3 
zinnen bouwen
zinsdelen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Z

I

N

S

D

E

L

E

N


V

7 Taalverzorging 3 
zinnen bouwen
zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

vorige lessen
  • werkwoorden herkennen
  • 3 werkwoordsvormen kennen
  • de persoonsvorm kunnen vinden
  • weten wat het werkwoordelijk gezegde is

Slide 2 - Tekstslide

Welke 3 werkwoordsvormen zijn er?

Slide 3 - Open vraag

HEB jij weleens een krokodil in het echt gezien?
A
persoonsvorm t.t.
B
persoonsvorm v.t.
C
hele werkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quizvraag

Heb jij weleens een krokodil in het echt GEZIEN?
A
persoonsvorm t.t.
B
persoonsvorm v.t.
C
hele werkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Meestal ligt hij te SLAPEN.
A
persoonsvorm t.t.
B
persoonsvorm v.t.
C
hele werkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quizvraag

Dat HAD ik nooit gedacht!
A
persoonsvorm t.t.
B
persoonsvorm v.t.
C
hele werkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quizvraag

Mijn vader zal zich eerst nog moeten scheren.
Wat is de persoonsvorm?
A
mijn vader
B
zich
C
zal
D
moeten

Slide 8 - Quizvraag

Mijn vader zal zich eerst nog moeten scheren.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 9 - Open vraag

Doel van de les
- Ik kan een zin verdelen in zinsdelen
- Ik kan zinnen maken door zinsdelen toe te voegen.

- IK WEET WAT DE BASISZINSDELEN ZIJN.

Slide 10 - Tekstslide

Zinnen bouwen
In elke zin staat een werkwoord
Werkwoorden zijn doe-woorden. 
Denk maar aan een persoonsvorm als leert of ligt. 
Maar alleen met een werkwoord heb je nog geen zin. 

Er moet bij wie of wat leert of ligt.

Slide 11 - Tekstslide

Nu heb je twee korte zinnen. Je kunt ze langer maken door er stukjes aan toe te voegen. Bijvoorbeeld een stukje waarin staat wat Ruben leert en waar de hond ligt.

Slide 12 - Tekstslide

De stukjes in een zin kunnen van plaats wisselen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een zinsdeel?
Een zinsdeel is een stukje van een zin. Het kan uit één of meer woorden bestaan. 
De zin 
‘Meike danst door de kamer’ 
bestaat uit drie zinsdelen:     Meike |danst |door de kamer.
                                                               Wie      Wat         Waar

Slide 14 - Tekstslide

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin?

Het monster springt met een reuzensprong door de kamer.

A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quizvraag



zwemt
Maak de zin af. Vul de goede zinsdelen in.

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk
Maken Taalverzorging 3
  • opdracht 5
  • opdracht 6
  • opdracht 7
  • opdracht 9


Slide 17 - Tekstslide

afsluiting
Schrijf over in je schrift en vul in:

Iedere goede zin heeft 2 basisdelen:
  • ..
  • ..

Slide 18 - Tekstslide