In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
3.4 Stambomen
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Herhalen 3.3
Vragen 3.3?
Uitleg 3.4
Stambomen
Opdrachten 3.4
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet
Slide 3 - Quizvraag
Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 5 - Quizvraag
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
aA
Slide 6 - Quizvraag
Bij een runderen is het roodharige allel recessief en het zwartharige allel dominant. Wat is het genotype van een roodharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa
Slide 7 - Quizvraag
Leerdoel 3.4
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben en welk allel dominant is en welk allel recessief.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Bepalen genotype
Bepaal welk Fenotype elk gezinslid heeft
Bepaal het Genotype van het gezinslid met afwijkend fenotype
Schrijf nu in de stamboom wat je nu weet over het Genotype van de andere gezinsleden
Zet bij zoveel mogelijk gezinsleden het Genotype
Slide 10 - Tekstslide
1. Bepaal welk Fenotype elk gezinslid heeft
Slide 11 - Tekstslide
2. Bepaal het Genotype van het afwijkende fenotype
Slide 12 - Tekstslide
3. Schrijf in de stamboom wat je weet over het Genotype van de andere gezinsleden
Slide 13 - Tekstslide
4. Genotype van de andere gezinsleden
Slide 14 - Tekstslide
Stamboomonderzoek
Groepjes van 3
Iedereen krijgt 1 casus
Zoek de casus uit en beantwoord de vragen
Leg aan de rest van je groepje uit wat en waarom
Slide 15 - Tekstslide
Casus 1
In de familie van casus 1 komt albinisme voor.
Dat betekent dat er geen pigment in de
huid, haar en ogen zit. De personen 3, 5
en 6 hebben deze afwijking.
Slide 16 - Tekstslide
Casus 1
De personen 3, 5 en 6 hebben deze afwijking.
1. Is het kenmerk dominant of recessief? Leg uit.
2. Wat is het genotype van persoon 1 en persoon 2?
3. Wat is het genotype van persoon 6?
4. Hoe weet je dit?
Slide 17 - Tekstslide
Casus 2
In deze familie hebben sommige mensen een kuiltje in hun kin.
Slide 18 - Tekstslide
Casus 2
1. Vul de genotypen in van persoon 3 en 4 als zij allebei géén kuiltje hebben, maar hun kind (persoon 5) wel.
2. Wat is het genotype van persoon 5?
3. Hoe weet je dit?
4. Is de eigenschap dominant of
recessief?
Slide 19 - Tekstslide
Casus 3
In deze familie hebben sommige personen een recessieve aandoening, Cystic Fibrose oftewel taaislijmziekte. Bij taaislijmziekte is het slijm in de longen,
keel en darmen taai en dik. Dit geeft
verstoppingen in organen.
Alleen persoon 2, 4 en 5 hebben
de aandoening.
Slide 20 - Tekstslide
Casus 3
1. Wat kun je zeggen over het genotype van persoon 1?