herhaling taalverzorging H4 en H5

Herhaling Taalverzorging
H4 en H5

Herhaling Taalverzorging H4 en H5
Verwijswoorden (
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Taalverzorging
H4 en H5

Herhaling Taalverzorging H4 en H5
Verwijswoorden (

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Herhaling hoofdstuk 4 en 5

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verwijswoord in de zin:
Ik ben heel trots op de sneeuwpop die ik heb gemaakt.
A
ik (eerste keer in de zin)
B
de sneeuwpop
C
die
D
ik (2e keer in de zin)

Slide 3 - Quizvraag

Welke woord hoort in de zin:
De sneeuwpop ........ daar staat, is bijna gesmolten.
A
die
B
dat
C
hij
D
het

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer verwijs je met die?
A
Bij een het-woord
B
Bij een de-woord
C
Bij meervoud
D
Bij enkelvoud

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer verwijs je met dat?
A
Bij een het-woord
B
Bij een de-woord
C
Bij meervoud
D
Bij enkelvoud

Slide 6 - Quizvraag

Is het grootgedrukte verwijswoord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord ?
De sneeuwpop heeft MIJN sjaal om zijn nek.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Is het grootgedrukte verwijswoord een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord?
IK ben dol op sneeuwpoppen maken.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Meervouden (H4)
en / s / 's /  ën /


Slide 9 - Tekstslide

Kies bij de volgende woorden het juiste meervoud.

Slide 10 - Tekstslide

contactdoos
A
contactdoosen
B
contactdozen
C
contactdoosje
D
Contactdoze

Slide 11 - Quizvraag

zee
A
zee's
B
zees
C
zeën
D
zeeën

Slide 12 - Quizvraag

eskimo
A
eskimoos
B
eskimoën
C
eskimo's
D
eskimootje

Slide 13 - Quizvraag

museum
A
museums
B
musea
C
museumpje
D
museaatje

Slide 14 - Quizvraag

Herhaling H5  verkleinwoorden en afkortingen)

Slide 15 - Tekstslide

Geef het goede verkleinwoord van:
paraplu
A
paraplu'tje
B
parapluutje

Slide 16 - Quizvraag

Geef het goede verkleinwoord van:
probleem
A
probleempje
B
probleemtje

Slide 17 - Quizvraag

Geef het goede verkleinwoord van:
Helm
A
Helmkje
B
Helmpje

Slide 18 - Quizvraag

Geef het goede verkleinwoord van:
Koning
A
Koninkje
B
Koningkje

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste afkorting van:
In plaats van
A
ipv
B
i.p.v.

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste afkorting van:
Nederlandse Spoorwegen
A
N.S.
B
n.s.
C
NS
D
ns

Slide 21 - Quizvraag

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
paard + sport
A
paardesport
B
paardensport

Slide 22 - Quizvraag

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm

Slide 23 - Quizvraag

kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
zon + scherm
A
zonnescherm
B
zonnenscherm

Slide 24 - Quizvraag

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
beer + sterk
A
berensterk
B
beresterk

Slide 25 - Quizvraag

oefenen
Ga naar nieuw nederlands
Hoofdstuk 4
Taalverzorging verwijswoorden
Kies voor extra oefenen
Ben je klaar dan verder met meervoud
kies voor extra oefenen

Slide 26 - Tekstslide