Woordenschat vaste combinaties/collocaties

Woordenschat
Vaste combinaties/collocaties
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vaste combinaties/collocaties

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Terugblik vorige les 
- Uitleg vaste combinaties/collocaties
- Achterstallige modules afmaken,
- Einde van de les: leerdoel behaald?

Leerdoelen: 
Aan het einde van de les weet ik wat vaste combinaties en collocaties zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Wat heb je in de vorige les geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Vaste combinaties
Veel zelfstandige naamwoorden vormen met een werkwoord een vaste combinatie:
- een gebaar maken 
- een voorstel doen 
- een afstand afleggen 
Een vaste combinatie van woorden wordt ook wel een collocatie genoemd. 

Slide 4 - Tekstslide

Uitdrukkingen bestaan ook altijd uit vaste combinaties:
- het tij keren ( = een ontwikkeling stoppen)
- iets naar je hand zetten ( = iemand precies laten doen wat jij wilt)
- iemand van haver tot gort kennen ( = iemand heel goed kennen)
- spijkers op laag water zoeken ( = zoeken naar kleinigheden die niet kloppen en daarover zeuren)
- de eerste viool spelen ( = het hoogste woord hebben en de baas spelen)
Een uitdrukking is nooit letterlijk, maar altijd figuurlijk bedoeld. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitdrukkingen kunnen in verschillende vormen voorkomen:
- 'De politie heeft de verdachte aan de tand gevoeld.'
- 'We zullen hem wel eens even aan de tand voelen.'

Een spreekwoord heeft een vaste, onveranderlijke vorm:
- 'Als de kat van huis is, dansen de muizen.'

Slide 6 - Tekstslide

Tip
 Een vaste combinatie vind je in het woordenboek. Kijk bij het zelfstandig naamwoord, vooral als het een uitdrukking is.

Bij 'tand' vind je bijvoorbeeld 'iemand aan de tand voelen' = iemand ondervragen, onderzoeken wat iemand weet.  

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Vul de zinnen aan met een werkwoord dat hoort bij het zelfstandig naamwoord.

Slide 8 - Tekstslide

De orkaan zal deze week, in het zuidoosten van Azië zijn tol ...
A
eisen
B
slaan
C
ophalen
D
draaien

Slide 9 - Quizvraag

Dat is niet waar, je ... de plank volledig mis met je beschuldigingen.
A
verft
B
gooit
C
slaat
D
breekt

Slide 10 - Quizvraag

Met haar spetterende openingsact ... ze de toon voor de hele show.
A
begint
B
zet
C
zingt
D
slaat

Slide 11 - Quizvraag

Alle leerlingen ... zich het hoofd over de lastige wiskundesom.
A
buigen
B
breken
C
schudden
D
stoten

Slide 12 - Quizvraag

Als je 'in dubio' ..., heb je er moeite mee om een beslissing te ...
A
zit, maken
B
staat, nemen
C
bent, nemen
D
zit, nemen

Slide 13 - Quizvraag

Je zal verwachten dat de oude stofzuiger na zoveel jaar wel het loodje zal ...
A
ophangen
B
leggen
C
afleggen
D
nemen

Slide 14 - Quizvraag

De volleybalsters gaven goed partij, maar uiteindelijk moesten ze het onderspit ... .
A
zoeken
B
leggen
C
delven
D
opgraven

Slide 15 - Quizvraag

Die opmerking van jou ... totaal geen hout.
A
heeft
B
lijkt
C
snijdt
D
slaat

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Aan het einde van de les weet ik wat vaste combinaties en collocaties zijn
Behaald? Zo niet: wat vind je nog lastig?

Slide 18 - Open vraag

maak: H6 woordenschat
start, 1 t/m 4

Slide 19 - Tekstslide