Les 30-8: tekstverbanden en sig. woorden

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
Leg alvast je laptop klaar
Laat de laptop nog even dicht :)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Herhalen tekstverbanden en signaalwoorden vorig jaar
Uitleg nieuwe tekstverbanden en signaalwoorden
Oefenen
Informatie over lezen dit jaar 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les...
... herken je tekstverbanden aan de hand van signaalwoorden
... weet je hoe we aan de slag gaan met de leesboeken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even testen
Ga naar: LessonUp.app
Vul de code in die op het scherm staat
Wacht even totdat iedereen er is, dan krijg je de vraag te zien!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een tekstverband?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dan nu: een stukje theorie
Schrijf of typ vooral mee :)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom signaalwoorden?
Met signaalwoorden koppel je woorden, zinnen en alinea's aan elkaar. Zo zorg je voor een duidelijke rode draad in een tekst. Dit maakt het voor de lezer makkelijker om de schrijver te volgen en de tekst juist te interpreteren.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden vorig jaar (blz. 249)
Tekstverband
Signaalwoorden (voorbeelden)
Chronologisch: gebeurtenissen in volgorde van tijd
later, eerst, nadat, binnenkort, etc.
Opsommend: dingen worden achter elkaar opgesomd
ten eerste, ook, en, verder, etc.
Tegenstellend: tegenovergestelde dingen worden genoemd
maar, daarentegen, toch, hoewel, etc.
Toelichtend: extra informatie
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldje
'Eerst drink ik een kopje koffie, daarna zet ik thee en vervolgens maak ik ontbijt klaar.'
  • Welk tekstverband herken je hier?
  • Aan welke signaalwoorden kan je dat herkennen?

Slide 11 - Tekstslide

Chronologisch
Voorbeeldje
Te veel suiker eten is niet goed voor je. Het zorgt bijvoorbeeld voor overgewicht.
  • Welk tekstverband herken je hier?
  • Aan welke signaalwoorden kan je dat herkennen?

Slide 12 - Tekstslide

Toelichtend

Concluderend verband
  • Geeft een conclusie op basis van informatie eerder in de tekst
  • Dus, daarom, kortom, al met al, dan ook, etc.
  • Voorbeeld: 'Dit jaar wil ik graag twee keer op vakantie. Ik zal dus wel extra veel moeten werken om dit te kunnen betalen.'

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redengevend verband
  • Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
  • Omdat, daarom, dus, want, vanwege, etc.
  • Voorbeeld: 'Ik had niet zo goed geleerd voor mijn toets, daarom had ik een onvoldoende.'

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzakelijk verband
  • Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je geen invloed hebt!)
  • Doordat, daardoor, dus, dankzij, etc.
  • Voorbeeld: 'Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.'
Let op! Bij een redengevend verband heb je er wel invloed op (leren voor toets), bij een oorzakelijk verband heb je dat niet!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkend verband
  • Geeft aan wat het verschil of de overeenkomst is
  • In vergelijking met, als, evenals, meer dan, vaker dan etc.
  • Voorbeeld: 'Vergeleken met vorig jaar was dit een heel warme zomer.' 
  • Voorbeeld: 'Net als mijn broertje houd ik heel erg van voetbal.'

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst 3, blz. 47
  • We lezen samen tekst 3
  • Daarna maak je samen met je buur opdracht 2
  • Hier nemen we ong. 15 minuten voor
  • Eerder klaar? Ga dan rustig wat voor jezelf doen
  • Daarna kijken we het na 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
Opdracht 2
1 D vergelijkend verband
2 zowel...als… (r. 1), meer… dan (r. 9-10), in vergelijking met (r. 12), net als (r. 13), kleinere kans dan (r. 15-16), vaker dan (r. 18)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Vakantie heeft veel voordelen. Je kunt bijvoorbeeld elke dag uitslapen.'
Welk tekstverband?
A
Chronologisch
B
Toelichtend
C
Tegenstellend
D
Oorzakelijk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat, daarom, dus, want, namelijk... Deze signaalwoorden horen bij:
A
Redengevend
B
Oorzakelijk
C
Vergelijkend
D
Opsommend

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk signaalwoord hoort bij een vergelijkend verband?
A
doordat
B
daarom
C
dus
D
zoals

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Het heeft de hele nacht gesneeuwd. Daardoor is het glad op de weg.'
Welk tekstverband?
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzakelijk
D
Chronologisch

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Jan wil naar de dierentuin, ik wil naar een pretpark en Ella wil naar het strand; kortom, we kunnen het niet eens worden met elkaar.
Welk tekstverband?
A
Redegevend
B
Opsommend
C
Concluderend
D
Tegenstellend

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vond je dit nog lastig?
Niet getreurd! We gaan hier nog meer mee oefenen :)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen dit jaar
  • 3 boeken
  • Bij elk boek een opdracht
  • Eerste boek: thriller

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Verder met Lezen Hoofdstuk 2: tekstverbanden en signaalwoorden
Volgende week: allemaal een boek gekozen! Dan gaan we beginnen met lezen :)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies