In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Programma:
- Hoe gaat het leren?
- Korte herhaling H10 (quiz)
- Afsluitende paragraaf H10
- Inleveren Classroom
- Afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
Ik ben al begonnen met leren voor de toets geschiedenis:
Ja
Nee
Een beetje
Slide 2 - Poll
Wanneer krijgt Nederland voor het eerst een Grondwet?
A
1798
B
1813
C
1848
D
1879
Slide 3 - Quizvraag
Welke politieke stroming had in de eerste jaren na 1848 het overwicht?
A
de conservatieven
B
de liberalen
C
de confessionelen
D
de socialisten
Slide 4 - Quizvraag
Wat was een politiek gevolg van het ontstaan van de industriële samenleving (rond 1870)?
A
de rol van de gewone man werd steeds groter
B
economie werd een belangrijker politiek thema
C
het belang van onderwijs nam toe
D
het censuskiesrecht werd strenger uit angst voor volksinvloed
Slide 5 - Quizvraag
Wie was de leider van de Anti Revolutionaire Partij (ARP)?
A
Herman Schaepman
B
Guillame Groen van Prinsterer
C
Abraham Kuyper
D
Albert Hahn
Slide 6 - Quizvraag
Waartegen was de ARP fel gekant?
A
De Verlichting
B
De Bataafse Revolutie
C
De Nederlandse Opstand
D
De Belgische Opstand
Slide 7 - Quizvraag
Waarover ging de Schoolstrijd?
A
Over de vrijheid van onderwijs voor confessionelen
B
Over de vrijheid van onderwijs voor liberalen
C
Over de subsidiëring van het onderwijs voor confessionelen
D
Over de subsidiëring van het onderwijs voor liberalen
Slide 8 - Quizvraag
Wie bedoelde Kuyper met de 'kleine luyden'?
A
Arbeiders
B
Jonge kinderen
C
Gewone gelovigen
D
Rijke burgers
Slide 9 - Quizvraag
"De staat mocht zich niet bemoeien met onderwijs of gezin. Mensen hadden daarover zelf gezag".
A
Dit heet: 'samen confessioneel'
B
Dit heet: 'soevereiniteit in eigen kring'
C
Dit heet: 'vrijheid van levensbeschouwing'
D
Dit heet: 'maatschappelijke macht'
Slide 10 - Quizvraag
Tot 1890 hadden de katholieken zich niet politiek georganiseerd. Wat bracht daar verandering in?
A
De katholieken waren de laatste 'zuil' zonder politieke partij
B
Er ontstond een conflict met de protestantse politici
C
Veel katholieken wilden een einde aan de schoolstrijd
D
De Paus had de katholieken daartoe opgeroepen
Slide 11 - Quizvraag
Liberalen willen vooral.....
A
Weinig overheidsbemoeienis
B
Gelijkheid
C
Geen vrijheid
D
Politiek met de Bijbel
Slide 12 - Quizvraag
Hoe noemen we het politieke probleem van de arbeidersklasse?
A
Het maatschappelijke issue
B
De sociale kwestie
C
Het arbeidersdilemma
D
De werkerscomplicatie
Slide 13 - Quizvraag
Wie was de leider van de in 1881 opgerichte Sociaal-Democratische Bond (SDB)?
A
Pieter Jelles Troelstra
B
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
C
Karl Marx
D
Willem Drees
Slide 14 - Quizvraag
Wat deed Domela Nieuwenhuis na zijn Kamerlidmaatschap in 1888?
A
Hij werd minister van Sociale Zaken
B
Hij werd minister-president
C
Hij keerde zich af van de parlementaire democratie
D
Hij deed een poging tot een staatsgreep
Slide 15 - Quizvraag
Van welke stroming maakt de SDAP (opgericht in 1894) onderdeel uit?
A
marxisme
B
progressivisme
C
reforisme
D
liberalisme
Slide 16 - Quizvraag
Wat is GEEN belangrijke politieke verandering uit de periode 1848-1900?
A
het ontstaan van politieke stromingen
B
het ontstaan van politieke partijen
C
de opkomst van volksleiders
D
de invoering van het algemeen mannenkiesrecht
Slide 17 - Quizvraag
Hoe werden de schoolstrijd en de kiesrechtstrijd in 1917 opgelost?
A
Door middel van de "Pacificatie"
B
Door middel van de "Unie van Den Haag"
C
Door middel van de "Vrede van Noordeinde"
D
Na langdurige protesten van het volk op het Malieveld
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer waren de eerste verkiezingen waarbij ook vrouwen mochten stemmen?
A
1917
B
1919
C
1922
D
1924
Slide 19 - Quizvraag
Leg uit dat je het streven naar vrouwenemancipatie vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw mede kunt verklaren - vanuit de doorwerking van de denkbeelden van de Verlichting; - als een gevolg van het ontstaan van een industriële samenleving.
Slide 20 - Open vraag
Zelfstandig werken
Wat? Maken opdrachten afsluitende paragraaf H10
Opdracht: 1 t/m 9 Hoe? In je schrift. Hoe lang? Rest van de les. Hulp? Je mag de docent vragen stellen. Klaar? Inleveren via Classroom.