Les 1: herhaling hdst. 1

Les 1
herhaling hdst. 1


  • Je mag in het boek schrijven
    Tip: voor sommige opdrachten is het fijner om in een lijntjesschrift te schrijven. 
  • Let op: je gebruikt het boek ook in klas 5 en 6
    Niet inleveren of weggooien dus!
  • Studiewijzer doornemen
    Deze vind je ook op de ELO

  • Hoofdstuk 1 wordt voor de toets als reeds bekend gezien 
    = onderbouwstof
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1
herhaling hdst. 1


  • Je mag in het boek schrijven
    Tip: voor sommige opdrachten is het fijner om in een lijntjesschrift te schrijven. 
  • Let op: je gebruikt het boek ook in klas 5 en 6
    Niet inleveren of weggooien dus!
  • Studiewijzer doornemen
    Deze vind je ook op de ELO

  • Hoofdstuk 1 wordt voor de toets als reeds bekend gezien 
    = onderbouwstof

Slide 1 - Tekstslide

Welke stelling is waar?
A
Het onderwerp is waar de tekst over gaat, geformuleerd in een zin.
B
De hoofdgedachte is waar de tekst over gaat, geformuleerd in een zin.
C
Het onderwerp en de hoofdgedachte hebben niets met elkaar te maken.
D
Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde.

Slide 2 - Quizvraag

Je moet actie ondernemen.

Welk tekstdoel hoort hierbij?
A
Activeren
B
Amuseren
C
Opiniëren
D
Overtuigen

Slide 3 - Quizvraag

Je wil het publiek zelf een mening laten vormen. Je dringt jouw mening, die van de schrijver, niet op.

Welk tekstdoel hoort hierbij?
A
Activeren
B
Amuseren
C
Opiniëren
D
Overtuigen

Slide 4 - Quizvraag

Het tekstdoel is overtuigen of activeren.
A
Je hoofdgedachte is een constatering.
B
Je hoofdgedachte is een mening.

Slide 5 - Quizvraag

Welke twee functies heeft een inleiding?

Slide 6 - Open vraag

Hoe noem je een kort, grappig verhaaltje dat vaak in de inleiding wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te trekken?
Een ... [1 woord]

Slide 7 - Open vraag

Het tekstgedeelte waarin de tekst wordt afgerond heet het ... [1 woord]

Slide 8 - Open vraag

Het onderwerp van de tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in ....
[1 woord, meervoud]

Slide 9 - Open vraag

Waar vind je de kernzin van een alinea het minst snel?
A
Eerste zin van de alinea
B
Tweede zin van de alinea
C
Ergens in het midden van de alinea
D
Laatste zin van de alinea

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'door ... te' aan?
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Reden
D
Voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

En het woordje 'bovendien'?
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag

Daarom?
A
Oorzaak-gevolg
B
Reden
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 13 - Quizvraag

Hoewel?
A
Opsomming
B
Reden
C
Tegenstelling
D
Voorwaarde

Slide 14 - Quizvraag

Zoals?
A
Voorwaarde
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Opsomming

Slide 15 - Quizvraag

Waar vind je de theorie?
Groen blokje pagina 13 (Inleiding: aandacht trekken)
Groen blokje pagina 14 (Inleiding: het onderwerp van de tekst introduceren)

Lees deze even door
timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

Lees tekst 1 op blz. 14
Maak de bijbehorende vragen bij opdr. 2 (blz. 14)
1) Op welke manier trekt de schrijver de aandacht van het publiek?
2) Wat is het onderwerp van de tekst?
3) Op welke manier wordt het onderwerp van de tekst geïntroduceerd?
4) Wat is waarschijnlijk het tekstdoel? 

Tip: gebruik de termen uit de groene theorieblokjes.
Klaar? Rond de opdracht af (tekst 2, 3 en 4)
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

1) Op welke manier trekt de schrijver de aandacht bij tekst 1?
A
Naar een actuele gebeurtenis verwijzen
B
Kort de voorgeschiedenis beschrijven
C
Een aantrekkelijk voorbeeld geven (anekdote)
D
Het belang voor het publiek aangeven

Slide 18 - Quizvraag

2) Wat is het onderwerp van deze tekst?

NB. een onderwerp is een woord(groep), geen zin!

Slide 19 - Open vraag

3) Op welke manier wordt het onderwerp geïntroduceerd?
A
Er worden een of meer vragen gesteld
B
Er wordt een mening/ standpunt geïntroduceerd
C
Er wordt een probleem geschetst

Slide 20 - Quizvraag

4) Wat is waarschijnlijk het tekstdoel?
A
Informeren
B
Opiniëren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 21 - Quizvraag

Tekst 1 op blz. 19-20
Lees (snel) de eerste en de laatste zin van elke alinea, meer niet.
Maak de bijbehorende vragen bij opdr. 1 (blz. 19-20)




timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

1) Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
A
1
B
1 en 2
C
1, 2 en 3
D
1, 2, 3 en 4

Slide 23 - Quizvraag

1) Uitleg
Aan het eind van de inleiding wordt een vraag gesteld die in de kern/het middenstuk beantwoord wordt.

Slide 24 - Tekstslide

2) Uit welke alinea('s) bestaat het slot?
A
14, 15, 16 en 17
B
15, 16, en 17
C
16 en 17
D
Alleen 17

Slide 25 - Quizvraag

2) Uitleg
Het signaalwoord 'Al met al' staat dat duidelijk aan te geven.

Slide 26 - Tekstslide

Het plaatsen van tussenkopjes
  • De tussenkopjes staan op de goede volgorde.
    De antwoorden van vraag 3, 4 en 5 moeten dus OPLOPEN qua alineanummer.

  • Noteer slechts één alineagetalletje.
    Je hoeft nooit aan te geven dat het tussenkopje hoort bij alinea 7, 8, 9 en 10. Je hoeft alleen maar te noteren BOVEN welke alinea hij moet staan.

Slide 27 - Tekstslide

3) Boven welke alinea begint het tweede deelonderwerp 'Invloed op de eerste taal'?

Noteer alleen het cijfer. Alinea ...

Slide 28 - Open vraag

3) Boven welke alinea begint het tweede deelonderwerp 'Verband met Alzheimer'?

Noteer alleen het cijfer. Alinea ...

Slide 29 - Open vraag

Uitleg
In de tweede regel van alinea 10 wordt alzheimer voor het eerst genoemd.

Slide 30 - Tekstslide

3) Boven welke alinea begint het tweede deelonderwerp 'Cognitief vaardiger'?

Noteer alleen het cijfer. Alinea ...

Slide 31 - Open vraag

Uitleg
Het woord 'cognitieve' wordt pas genoemd in alinea 14, maar duidelijk al ingeleid in alinea 13. Alinea 13 hoort inhoudelijk niet meer bij alzheimer, maar bij een nieuw deelonderwerp. 

Slide 32 - Tekstslide

Lees tekst 1 op blz. 24
Onderstreep de kernzin van iedere alinea. 

Tip: op de toets (en je examen) mag je ook citeren 
"Eerste twee ... twee woorden." (r. XX)






Klaar? Rond de opdracht af (tekst 2, 3 en 4)
timer
3:00

Slide 33 - Tekstslide

Antwoorden tekst 1
Tekst 1 - alinea 1:
  • 'Inwoners van ... zilver is.'
  • Eerste zin
Tekst 1 - alinea 2:
  • 'De kleur ... sinds 2007.'
  • Eerste zin

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag!
Rond nu zelfstandig af (voor de volgende les):

  • Opdracht 2 (blz. 14-15) tekst 2, 3 en 4
  • Opdracht 1 (blz. 24-25) tekst 2, 3 en 4
  • Opdr. 2 (blz. 27)


Morgen bespreken we deze opdrachten.
NB. Je zou het deze les al af moeten krijgen.

Slide 35 - Tekstslide

Antwoorden tekst 1-2-3 op blz. 24
Tekst 1 - alinea 1:
  • 'Inwoners van ... zilver is.'
Tekst 1 - alinea 2:
  • 'De kleur ... sinds 2007.'
Tekst 2:
  • 'Wie wil ... Patrick Morrissey.'

Slide 36 - Tekstslide

Antwoorden tekst 1-2-3 op blz. 24
Tekst 3 - alinea 1:
  • 'In plaats ... elkaar praten.'
Tekst 3 - alinea 2:
  • 'Politici zijn ... te spreken.'
Tekst 3 - alinea 3:
  • 'Een echt ... de democratie.'

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 2 - tekst 1 - blz. 27
Niet schuldig, wel verantwoordelijk
(1) Zonder zich te verdiepen in de daadwerkelijke analyses van Gloria Wekker schiet Hubert Peters in een defensieve reflex door ons mede te delen dat hij zich niet schaamt voor en niet schuldig voelt over slavernij en kolonialisme. Dat is fijn voor Peters, maar inhoudelijk gezien slaat hij de plank helemaal mis.

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 2 - tekst 1 - blz. 27
Niet schuldig, wel verantwoordelijk
(1) Zonder zich te verdiepen in de daadwerkelijke analyses van Gloria Wekker schiet Hubert Peters in een defensieve reflex door ons mede te delen dat hij zich niet schaamt voor en niet schuldig voelt over slavernij en kolonialisme. Dat is fijn voor Peters, maar inhoudelijk gezien slaat hij de plank helemaal mis.

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 2 - tekst 1 - blz. 27
Niet schuldig, wel verantwoordelijk
(2) Ten eerste omdat het niet klopt dat Wekker de invloed van het verleden tot de witte Nederlanders beperkt. Zij hamert er immers juist herhaaldelijk op dat wij het cultureel archief allemaal met ons meedragen. Daarbij komt dat het in zekere zin niet eens zozeer gaat om de geschiedenis: het gaat erom welke sporen ons verleden achterlaat in ons heden en dan draait het niet om schuld en schaamte, maar om verantwoordelijkheid en reflectie.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 2 - tekst 1 - blz. 27
Niet schuldig, wel verantwoordelijk
(2) Ten eerste omdat het niet klopt dat Wekker de invloed van het verleden tot de witte Nederlanders beperkt. Zij hamert er immers juist herhaaldelijk op dat wij het cultureel archief allemaal met ons meedragen. Daarbij komt dat het in zekere zin niet eens zozeer gaat om de geschiedenis: het gaat erom welke sporen ons verleden achterlaat in ons heden en dan draait het niet om schuld en schaamte, maar om verantwoordelijkheid en reflectie.

Slide 41 - Tekstslide

Antwoorden tekst 1 - blz. 27
Op een rij:
immers = 
  • redengevend
daarbij komt =
  • opsommend
De dubbele punt na 'geschiedenis' =
  • toelichtend.

Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden tekst 1 - blz. 27
Op een rij:
door ... te =
  • doel-middel
en (4x) =
  • opsommend
maar (2x) =
  • tegenstellend
ten eerste =
  • opsommend
omdat =
  • redengevend

Slide 43 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 - tekst 2
  • 1  De aandacht wordt getrokken door een voorbeeld te geven.
  • 2 Het onderwerp: het vertrek van gezinnen uit de stad.
  • 3 De schrijver introduceert het onderwerp door een probleem te schetsen. (Bolletje 3 in het groene theorieblokje op pagina 14).
  • 4 Het tekstdoel: opiniëren. 


Virulent (alinea 3) = heftig, boosaardig

Slide 44 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 - tekst 3
Kijk naar het groene theorieblokje op pagina 13.
  • 1 De schrijver trekt de aandacht door een verwijzing naar de actualiteit.
  • 2 Het onderwerp: de gevaren van de Tour de France/de commercie rondom de Tour de France.
  • 3 De schrijver introduceert het onderwerp van 
  • de tekst door zijn mening/standpunt te geven.
  • 4 Tekstdoel: overtuigen.






Slide 45 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 - tekst 4
Kijk naar het groene theorieblokje op pagina 13.
  • 1 De schrijver trekt de aandacht door het belang voor het publiek aan te geven.
  • 2 Onderwerp: succesvol solliciteren.
  • 3 De schrijver introduceert het onderwerp van de tekst niet op een van de standaardmanieren. 
  • Zij legt in het kort de nieuwe techniek uit en zal die waarschijnlijk in het middenstuk verder uitwerken.
  • Tekstdoel is waarschijnlijk informeren.






Slide 46 - Tekstslide