Herhaling Thema 2

Herhaling Thema 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Thema 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie al van enzymen?
(Steekwoorden of korte zinnen)

Slide 2 - Open vraag

Enzymen
  • Eindigen met "-ase"
  • Versnellen reacties
  • Verlagen de verbrandings temperatuur
  • Zeer specifieke werking
  • Temperatuur afhankelijk

Slide 3 - Tekstslide

Sleutel slot principe
  • Een enzym bindt een specifiek
substraat.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld Lactose

Slide 5 - Tekstslide

Vetten
Eiwitten
Koolhydraten
Water
Mineralen
Vitaminen

Slide 6 - Sleepvraag


A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten

Slide 7 - Quizvraag


A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten

Slide 8 - Quizvraag

Koolhydraten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
beschermende stoffen

Slide 9 - Quizvraag

Vitamines zijn:
A
bouwstoffen
B
beschermende stoffen
C
brandstoffen

Slide 10 - Quizvraag

Eiwitten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen
C
beschermende stoffen

Slide 11 - Quizvraag

Welke voedingstoffen heb je nodig om te herstellen van een wond?
A
bouwstoffen en brandstoffen
B
bouwstoffen en reserve stoffen
C
brandstoffen en reserve stoffen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het nut van kauwen?

Slide 13 - Open vraag

Wat kun je zeggen
over het oppervlak
van tekening 4 i.v.m.
tekening 1?
A
het oppervlak is verachtvoudigd
B
het oppervlak is verdubbeld
C
het oppervlak is verzetienvoudigd

Slide 14 - Quizvraag

Kan darmperistaltiek ook in omgekeerde richting plaatsvinden?

Slide 15 - Open vraag

Een functie van de lever is...
A
Emulgeren
B
Gal produceren
C
Vet verteren
D
Verteringssappen maken

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent peristaltiek?
A
de knijpende beweging van spieren in de darm
B
het samentrekken van de kringspier
C
afsluiting van de darm
D
productie van darmsappen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?
A
Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
B
Een enzym kan maar bij één pH werken
C
Een enzym kan maar één stof afbreken
D
Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Slide 18 - Quizvraag

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige
darm
Maag

Slide 19 - Sleepvraag

Welke voedingsstof kan NIET direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 20 - Quizvraag


Welk verteringssap heeft deze functie?
A
speeksel
B
gal
C
alvleessap
D
maagsap

Slide 21 - Quizvraag

Van welke twee voedingsstoffen wordt de vertering (door de enzymen in het darmsap) in de dunne darm afgemaakt?
A
Eiwitten en vetten
B
Koolhydraten en vetten
C
Koolhydraten en eiwitten
D
Vetten en voedingsvezels

Slide 22 - Quizvraag


Welk orgaan komt er na de twaalfvingerige darm?
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag