Krachten construeren en ontbinden 1

Krachten ontbinden
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Krachten ontbinden

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je leert wat de eerste en tweede wet van Newton is.

Slide 2 - Tekstslide

De eerste wet van Newton
Als de snelheid van een voorwerp niet van grootte en niet van richting verandert, dan is de resulterende kracht op dit voorwerp gelijk aan 0 N.






















3 havo/vwo Hoofdstuk 3 RTTI Hoofdstuktoets




Instructie

Lees bij elke opdracht steeds eerst de vraag.
Vul daarna het juiste antwoord in.
Je mag je liniaal en rekenmachine gebruiken.

Als je een vraag niet direct kunt beantwoorden, sla je die eerst even
over. Bekijk aan het einde van de toets de overgeslagen vragen.

Succes met de toets!








Slide 3 - Tekstslide

De tweede wet van Newton
Als de snelheid van een voorwerp wel van grootte of van richting verandert, dan moet er een resulterende kracht op dit voorwerp werken. Voor deze resulterende kracht geldt:

Slide 4 - Tekstslide

Zwaartekracht
De zwaartekracht op een voorwerp is de kracht waarmee de
Aarde of een ander hemellichaam aan dat voorwerp trekt.

Slide 5 - Tekstslide

Gravitatieversnelling
  • Onder de gravitatieversnelling (gravitatie = zwaartekracht) verstaan we het volgende.
  • De gravitatieversnelling is gelijk aan de zwaartekracht op een voorwerp per
    eenheid van massa (kilogram).
  • Bij het aardoppervlak werkt er op elke kilogram een zwaartekracht van 9,8N. 

Slide 6 - Tekstslide

Een steen op het maanoppervlak werd in het verleden door een Apollo-ruimtereis naar
de aarde gebracht. 
Veranderde de massa van de steen hierdoor? Zo ja, hoe?
  • De massa van de steen veranderde niet.
  • Veranderde de zwaartekracht op de steen hierdoor? Zo ja, hoe?
  • De zwaartekracht op de steen werd groter.

Slide 7 - Tekstslide

Krachten op een voorwerp
  • Het voorwerp wordt tegen de grond gedruk door de zwaartekracht dus ondervindt de grond een kracht van het voorwerp. Dit is de gewichtskracht (Fg).
  • Doordat de grond wordt ingedrukt door de gewichtskracht oefent de grond ook een kracht uit op het voorwerp. Dit is een soort veerkracht en wordt de normaalkracht (Fn) genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Krachten
De normaalkracht en de gewichtskracht vormen een paar. Ze zijn oorzaak en gevolg van elkaar en zijn dus altijd even groot, tegengesteld gericht en werken op verschillende voorwerpen (voorwerp en ondergrond).
Alle krachten komen in paren voor.

Slide 9 - Tekstslide

krachten
  • Door het voorwerp op een schuine ondergrond te plaatsen verandert de zwaartekracht niet, maar de normaalkracht en gewichtskracht wel
  • Dan zijn de normaalkracht en de gewichtskracht kleiner dan de zwaartekracht
  • De normaalkracht en de gewichtskracht zijn wel nog tegengesteld gericht en aan elkaar gelijk wat betreft grootte
  • De zwaartekracht vormt dus geen paar met de gewichtskracht of de normaalkracht, want deze zijn niet altijd even groot!

Slide 10 - Tekstslide

Een voorwerp met een massa van 2,00 kg op een spekgladde helling met een hoek van 30°. Het blok zal zonder wrijving ten gevolge van de zwaartekracht langs de helling omlaag gaan glijden.
De zwaartekracht kan in twee componenten worden ontbonden. Namelijk een component langs de helling en een component loodrecht op de helling.
Bereken de zwaartekracht.

Slide 11 - Tekstslide

De planeten Uranus en Neptunus zijn bijna even groot (dezelfde diameter). De massa van Neptunus is echter zo’n 19% groter. Welke van de volgende beweringen is dan waar?
A
Neptunus trekt iets harder aan voorwerpen dan Uranus.
B
Neptunus trekt iets minder hard aan voorwerpen dan Uranus.
C
Neptunus en Uranus trekken bijna even hard aan voorwerpen.

Slide 12 - Quizvraag

Sommigen denken dat er in de ruimte nergens zwaartekracht is. Dat dit een misvatting
is blijkt uit het volgende voorbeeld. De dampkring rond de aarde is ongeveer 100
km dik. Daarbuiten spreken we over de ruimte. De zwaartekracht op een hoogte 
van 6378 kilometer (= straal van de aarde) boven het aardoppervlak is echter nog
steeds 25% van de zwaartekracht op zeeniveau. 
Een astronaut ondervindt op zeeniveau een zwaartekracht van 800N. Bereken zijn zwaartekracht op een hoogte van 6378 kilometer.
  • 25% van 800 N. Dat is 200 N 

Slide 13 - Tekstslide

Een voorwerp op aarde heeft een massa van 4,0 kg. Bereken hoe groot de zwaartekracht op dit voorwerp is.
  • m = 4,1 kg  g = 9,81
  • FZ = m ⋅ g 
  • 4,0  ⋅ 9,81  = 39,2 N

Slide 14 - Tekstslide

Op een voorwerp (op aarde) werkt een zwaartekracht van 895 N. Bereken zijn massa.

Slide 15 - Tekstslide

Op een vreemde planeet werkt er op een voorwerp het een massa van 2,3 kg een zwaartekracht van 46 N. Bereken de gravitatieversnelling op deze planeet.

Slide 16 - Tekstslide

Krachten in dezelfde beweegrichting...
worden bij elkaar geteld.

Slide 17 - Tekstslide

Krachten in tegenovergestelde richtingen...

worden van elkaar afgetrokken.
Krachten
Resultante kracht

Slide 18 - Tekstslide

Krachten
Een vector heeft grootte, 
richting en een aangrijpingspunt.

We tekenen een vector met een pijl:
  • De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
  • De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.
  • De beginpunt van de pijl is de aangrijpingspunt.

    Slide 19 - Tekstslide

    Resultante kracht
    De optelsom van alle krachten samen.
    Ook wel genoemd: resulterende kracht, netto kracht of somkracht.
    (Fr)

    Slide 20 - Tekstslide

    Welke drie dingen zijn belangrijk bij het tekenen van een kracht?
    • De grootte, richting en aangrijpingspunt

    Slide 21 - Tekstslide

    Vaardigheid: krachtendiagram tekenen
    Stap 1 – Kies een krachtenschaal 
                              (b.v. 1 cm = 5N, dus 15 N = 3 cm) 
    Stap 2 – Denk goed na over de aangrijpingspunt, en richting.
    Stap 3 – Teken de kracht 

    Voorbeeld 1: Teken een kracht van 1 800 N naar rechts

    Slide 22 - Tekstslide

    Teken de resulterende kracht.

    Slide 23 - Tekstslide

    Ontbind de netto kracht.

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Tekstslide

    Benoem de krachten in F1, F2 en F3
    F1
    F2
    F3

    Slide 26 - Tekstslide

    Slide 27 - Tekstslide

    Slide 28 - Tekstslide

    Krachten ontbinden
    Welke krachten werken er op het blok?
    1. Trek de lijnen door waar de kracht aanvast zit.

    Slide 29 - Tekstslide

    Krachten ontbinden
    Hoe groot is de kracht die aan het blok trekt?
    1. Trek de lijnen door waar de kracht aanvast zit.

    Slide 30 - Tekstslide

    Slide 31 - Tekstslide

    Slide 32 - Tekstslide

    Sleepboten
    Een groot schip wordt door 2 sleepboten voortgesleept. 
    Laat met een constructietekening zien dat de richting waarin het schip gesleept wordt recht naar voren is.

    Slide 33 - Tekstslide

    Slide 34 - Tekstslide

    1) Teken de krachten die op de touwen werken.

    Slide 35 - Tekstslide

    2) Bepaal de resulterende kracht van de onderstaande figuren

    Slide 36 - Tekstslide

    3) Ontbind onderstaande krachten.

    Slide 37 - Tekstslide

    Slide 38 - Tekstslide

    5) De tractoren hebben een kracht van 8000 N nodig om de paal omver te trekken. Hoe hard moet elk van de tractoren trekken zodat ze samen de paal omver krijgen?

    Slide 39 - Tekstslide

    Bepaal de Nettokracht

    Slide 40 - Tekstslide

    Huiswerk voor
    Maak de opdrachten op het kopie.

    Slide 41 - Tekstslide