H2.3 resulterende kracht

2.3 resulterende kracht
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.3 resulterende kracht

Slide 1 - Tekstslide

Onthoud!
  • Op alle voorwerpen werkt de zwaartekracht.
  • De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt.
  • De zwaartekracht werkt altijd naar beneden.
  • De zwaartekracht bereken je met de volgende formule:
zwaartekracht = massa × valversnelling of
zwaartekracht = massa × 9,81
  • Krachten meet je met een krachtmeter of veerunster.


FZ=mg

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten beschrijven.  
  2. Je kunt de resulterende kracht berekenen van krachten die werken op een voorwerp.  

Slide 3 - Tekstslide

2.3 Resulterende kracht
In deze situatie houden de krachten elkaar in evenwicht. Ze trekken even hard aan de zak, maar in tegenovergestelde richtingen. Daardoor gebeurt er niets: de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Fv

Fz

Slide 4 - Tekstslide

Uitrekken en indrukken
Ook in deze situatie zijn er twee krachten die evenwicht maken.
De spankracht Fs ontstaat doordat het touw wordt uitgerekt.
Fs

Fz

Slide 5 - Tekstslide

Uitrekken en indrukken
Er is ook een andere kracht die vaak evenwicht maakt met  Fz .
Het tafel wordt door de schaal een heel klein beetje ingedrukt. Daardoor ontstaat een kracht die recht omhoog werkt: de normaalkracht (Fn).
Fn

Fz

Slide 6 - Tekstslide

Normaalkracht

Slide 7 - Tekstslide

Kracht in evenwicht

Slide 8 - Tekstslide

Wrijvingskracht bij stilstand

Slide 9 - Tekstslide

Opgave:
Gebruik waar nodig het gegeven dat op aarde geldt: 
g = 9,81 N/kg.
Anis is net thuisgekomen uit school. Zijn rugzak met 
een massa van 13,2 kg staat op de vloer in de gang. 
a- Bereken de zwaartekracht op de rugzak.

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik waar nodig het gegeven dat op aarde geldt: g = 9,81 N/kg.
Anis is net thuisgekomen uit school. Zijn rugzak met een massa van 13,2 kg staat op de vloer in de gang. Bereken de zwaartekracht op de rugzak.

Slide 11 - Open vraag

In deze situatie werkt er nog een andere kracht op
de rugzak.
Hoe heet die kracht?
Hoe groot is deze kracht en welke richting heeft hij?

Slide 12 - Open vraag

Welke twee krachten maken evenwicht:
Bij een zak aardappels die aan een krachtmeter hangt?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht

Slide 13 - Quizvraag

Twee krachten maken evenwicht als ze:
-even ……….. zijn,
-en een tegengestelde ………… hebben,
- en op dezelfde ……….liggen

Slide 14 - Open vraag

Hoe groot is de resulterende kracht als 2 of meer krachten in evenwicht zijn?

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 1
1
2
3
4
5
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2
1
2
3
4
5
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 3
1
2
3
4
5
timer
3:00

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 4
1
2
3
4
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide


Hoe groot is de resultante kracht Fres in
de afbeelding?

A
Fres=176N
B
Fres=110N
C
Fres=34N
D
Fres=76N

Slide 20 - Quizvraag

Je vindt de nettokracht op een voorwerp door:
– krachten in dezelfde richting ………………;
– krachten in tegengestelde richting ……….

Slide 21 - Open vraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram

Slide 22 - Quizvraag

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet
A
Wrijvings- kracht
B
Zwaarte- kracht
C
Gravitatie- kracht
D
Span- kracht

Slide 23 - Quizvraag

Welk symbool geeft kracht aan in de natuurkunde?
A
B
B
P
C
K
D
F

Slide 24 - Quizvraag

Afsluiting
  • Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten beschrijven.  
  • Je kunt de resulterende kracht berekenen van krachten die werken op een voorwerp.  
  • + Je kunt de wrijvingskracht herkennen als een kracht die tegenwerkt bij een bewegend voorwerp. 

Slide 25 - Tekstslide