2 vmbo-kgt thema 6.3 Ecologie en duurzaamheid: Samenleven

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen theorie vorige lessen 
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.3 Samenleven
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent een pijl in een voedselketen?
A
Eet
B
Leeft samen met
C
Wordt gegeten door
D
Jaagt samen met

Slide 4 - Quizvraag

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de kringloop in de natuur.
A
Producenten- Reducenten- Consumenten
B
Producenten- Consumenten- Reducenten
C
Consumenten- Producenten- Reducenten
D
Reducenten= Consumenten- Producenten

Slide 9 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.
- Je kunt manieren noemen waarop soorten met elkaar samenleven.

Slide 10 - Tekstslide

Even herhalen
De niveaus van de ecologie, van klein naar groot:
1. individu
2. populatie
3. levensgemeenschap
4. ecosysteem

Slide 11 - Tekstslide

Samenleven
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie.

De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.


Slide 12 - Tekstslide

Samenleven
Als er voldoende voedsel is en er maar weinig vijanden (roofdieren) zijn, kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten.
De populatie konijnen wordt dan groter.

Maar de omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn, bijvoorbeeld als er weinig te eten is. Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatie kleiner.

Slide 13 - Tekstslide

Samenleven
In veel ecosystemen worden de populaties soms groter, dan weer kleiner.

Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rondom een evenwichtswaarde.

Dat noem je een biologisch evenwicht.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Samenleven
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten.
Er zijn 2 soorten relaties met organisme:

- concurrentie (of competitie)
- samenwerking

Slide 16 - Tekstslide

Bij concurrentie vechten 2 organismen om hetzelfde.







Bijvoorbeeld om voedsel of een veilige plek om te slapen. De organismen hebben allebei hetzelfde nodig, maar er is niet genoeg voor iedereen. Ze moeten dan concurreren (vechten, strijden).
De winnaar krijgt het voedsel, of de slaapplek, of de partner.

Slide 17 - Tekstslide

Samenwerken
Bij samenwerking werken organismen samen.

Bijvoorbeeld door samen in een hol te leven.
Of door samen jongen te krijgen.

Slide 18 - Tekstslide

Samenwerking
Op de afbeelding links zie je nog een ander voorbeeld van samenwerking.

De leeuwen jagen samen op een prooi. Ze werken samen zodat ze allemaal voldoende voedsel krijgen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Samenwerken
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde.
Eén dier is dan de baas.

Bij olifanten is dat het oudste vrouwtje in de kudde.
Elke olifant weet zijn plek in de groep.
Daardoor zijn er minder gevechten.

Slide 21 - Tekstslide

Samenwerken
Er is nog een manier waarop dieren de kans op gevechten verkleinen. Dat is met een territorium.

Een territorium is een gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. 

De dieren blijven in hun eigen territorium, andere soortgenoten mogen er niet in. Daardoor komen ze elkaar niet tegen en gaan ze ook niet vechten.

Slide 22 - Tekstslide

Samenwerken
Katten zijn dieren met een territorium.

Een kat plast bijvoorbeeld tegen een struik.
De kat laat zo een geurspoor achter.
Daardoor weten andere katten dat dit zijn territorium is.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Samenwerken
Bij veel vogels broedt het vrouwtje de eieren uit. Het mannetje vliegt op en neer om eten te zoeken. De vogels vormen samen een paar om hun jongen groot te brengen.

Bij paarvorming werken een mannetje en een vrouwtje samen om zich voort te planten.
Zwanen, bijvoorbeeld, blijven hun hele leven bij elkaar.

Slide 25 - Tekstslide

Er bestaan ook relaties tussen verschillende soorten.

Op de afbeelding links zie je bijvoorbeeld een korstmos. Een korstmos bestaat uit een schimmel en algen (eencellige planten).

Slide 26 - Tekstslide

De alg doet aan fotosynthese.
Zo maakt hij voedsel voor de schimmel.

De schimmel zorgt voor water. Ook maakt hij een beschutte plek voor de alg.

Twee organismen van verschillende soorten leven zo langdurig samen.
Deze relatie heet symbiose.

Slide 27 - Tekstslide

Samenleven
Soms hebben beide organismen voordeel van de symbiose. Maar dat is niet altijd zo.
Bij parasitisme heeft een van de twee organismen nadeel:
Het organisme dat nadeel heeft, noem je de gastheer.
Het organisme dat voordeel heeft, is een parasiet.

Parasieten kunnen dieren, planten of schimmels zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 30 - Tekstslide

zelf aan de slag
6.3 Samenleven: lees de tekst en maak de opdrachten:

Kader: Blz. 200 t/m 206, opdr. 1 t/m 8

Basis: Blz. 165 t/m 170, opdr. 1 t/m 8




Slide 31 - Tekstslide