In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven
Slide 1 - Tekstslide
2c
Welkom
telefoon op zijn kop op tafel zoek je eigen plek op
pak je spullen
Wordt stil.
timer
2:00
stopwatch
00:00
Slide 2 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
Inleiding thema 6 Ecologie en duurzaamheid
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.1 Relaties
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen
Slide 3 - Tekstslide
pak nu je plenda
Zoek De volgende les bio op:
2c vr 5 juli
Slide 4 - Tekstslide
HUISWERK VOOR VOLGENDE les
MAKEN PARAGRAAF 3.3
lees de blauwe blokken tussen de vragen
VRAAG 1 TOT EN MET VRAAG 11
BLZ. 116 TOT EN MET BLZ. 119
blz 182 t/m 207
toets thema 6
blz 144 t/m 170
Slide 5 - Tekstslide
pak nu je plenda
Zoek De volgende les bio op:
2c vr 28 juni
Slide 6 - Tekstslide
HUISWERK VOOR VOLGENDE les
MAKEN PARAGRAAF 3.3
lees de blauwe blokken tussen de vragen
VRAAG 1 TOT EN MET VRAAG 11
BLZ. 116 TOT EN MET BLZ. 119
MAKEN PARAGRAAF 6.2
lees blz 165 t/m 169
maak opdr. 1 T/M 7 overslaan
waar: blz 166 t/m 170
MAKEN PARAGRAAF 6.2
lees blz 200 t/m 202
maak opdr. 1 T/M 8
waar: blz 202 t/m 206
huiswerk volgende les
Slide 7 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 6.2
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.3 Samenleven
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen
Slide 8 - Tekstslide
Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent een pijl in een voedselketen?
A
Eet
B
Leeft samen met
C
Wordt gegeten door
D
Jaagt samen met
Slide 10 - Quizvraag
Je ziet hier een voedselketen. Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de kringloop in de natuur.
A
Producenten-
Reducenten-
Consumenten
B
Producenten-
Consumenten-
Reducenten
C
Consumenten-
Producenten-
Reducenten
D
Reducenten=
Consumenten-
Producenten
Slide 15 - Quizvraag
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk kunnen zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
6.3 Samenleven
Er zijn 2 soorten relaties met organisme:
- concurrentie (of competitie)
- samenwerking
Slide 18 - Tekstslide
even herhalen
De niveaus van de ecologie, van klein naar groot:
1. individu
2. populatie
3. levensgemeenschap
4. ecosysteem
Slide 19 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Bij concurrentie vechten 2 organismen om hetzelfde.
Bijvoorbeeld om voedsel of een veilige plek om te slapen.
De winnaar krijgt het voedsel, of de slaapplek, of de partner.
Slide 20 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Bij samenwerking werken organismen samen.
Bijvoorbeeld door samen in een hol te leven.
Of door samen jongen te krijgen.
Slide 21 - Tekstslide
Op de afbeelding links zie je nog een ander voorbeeld van samenwerking.
De leeuwen jagen samen op een prooi. Ze werken samen zodat ze allemaal voldoende voedsel krijgen.
Slide 22 - Tekstslide
6.3 Samenwerken
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde.
Slide 23 - Tekstslide
6.3 Samenwerken
Katten zijn dieren met een territorium.
Een kat plast bijvoorbeeld tegen een struik.
De kat laat zo een geurspoor achter.
Daardoor weten andere katten dat dit zijn territorium is.
Slide 24 - Tekstslide
6.3 Samenleven
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie.
De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.
Slide 25 - Tekstslide
6.3 Samenwerken
Bij veel vogels broedt het vrouwtje de eieren uit. Het mannetje vliegt op en neer om eten te zoeken. De vogels vormen samen een paar om hun jongen groot te brengen.
Bij paarvorming werken een mannetje en een vrouwtje samen om zich voort te planten.
Zwanen, bijvoorbeeld, blijven hun hele leven bij elkaar.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Als er voldoende voedsel is en er maar weinig vijanden (roofdieren) zijn, kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten.
De populatie konijnen wordt dan groter.
Maar de omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn, bijvoorbeeld als er weinig te eten is. Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatiekleiner.
Slide 28 - Tekstslide
6.3 Samenleven
In veel ecosystemen worden de populaties soms groter, dan weer kleiner.
Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rondom een evenwichtswaarde.
Dat noem je een biologisch evenwicht.
Slide 29 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten.
Konijnen leven samen in een hol en krijgen samen jongen.
Of ze vechten met elkaar om voedsel.
Ook dat is een relatie.
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
6.3 Samenwerken
Er is nog een manier waarop dieren de kans op gevechten verkleinen. Dat is met een territorium.
Een territorium is een gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. Andere soortgenoten mogen er niet in. De dieren blijven in hun eigen territorium.
Daardoor komen ze elkaar niet tegen en gaan ze ook niet vechten.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Er bestaan ook relaties tussen verschillende soorten.
Op de afbeelding links zie je bijvoorbeeld een korstmos. Een korstmos bestaat uit een schimmel en algen (eencellige planten).
Slide 34 - Tekstslide
De alg doet aan fotosynthese.
Zo maakt hij voedsel voor de schimmel.
De schimmel zorgt voor water. Ook maakt hij een beschutte plek voor de alg.
Twee organismen van verschillende soorten leven zo langdurig samen.
Deze relatie heet symbiose.
Slide 35 - Tekstslide
6.3 Samenleven
Bij een korstmos hebben beide organismen voordeel van de symbiose. Maar dat is niet altijd zo.