T5B5 neurale regulatie - deel 1

Neurale regulatie
T5B5 
Havo 4
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Neurale regulatie
T5B5 
Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

thema 5 Regeling
B1 Regeling en homeostase
B2 Hormonale regulatie
B3 Het zenuwstelsel
B4 Reflexen en het autonome zenuwstelsel
B5 Neurale regulatie

Slide 2 - Tekstslide

Het celmembraan is opgebouwd uit een dubbele laag van...

Slide 3 - Open vraag

Een fosfolipide molecuul heeft een...
A
hydrofiele kop en hydrofiele staart
B
hydrofiele kop en hydrofobe staart
C
hydrofobe kop en hydrofobe staart
D
hydrofobe kop en hydrofiele staart

Slide 4 - Quizvraag

Hydrofiel/hydrofoob
De hydrofobe delen wijzen naar binnen (naar elkaar toe)

Slide 5 - Tekstslide

Door het celmembraan kunnen stoffen getransporteerd worden. Als dat energie kost noem je het:
A
Actief transport
B
Passief transport
C
Diffusie

Slide 6 - Quizvraag

Bij actief transport worden stoffen getransporteerd...
A
van hoge naar lage concentratie
B
van lage naar hoge concentratie

Slide 7 - Quizvraag

Welk type molecuul kan op deze manier door het membraan?
A
glucose
B
natrium-ionen
C
vetten
D
zuurstof

Slide 8 - Quizvraag

Ionen diffunderen door een membraan via...
A
natrium-kaliumpomp
B
transporteiwitten
C
fosfolipiden
D
ionen diffunderen niet

Slide 9 - Quizvraag

Water diffundeert via kanaaltjes door het membraan. Dit transport van water noem je...
A
diffusie
B
turgor
C
osmose
D
plasmolyse

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Als er geen impuls is > cytoplasma heeft een negatieve lading tov buitenkant van zenuwcel > door verschil in ionenconcentratie:
Buitenkant: meer Na+ dan K+
Cytoplasma: meer K+ dan Na+ + negatief geladen ionen  

Slide 12 - Tekstslide

Neuronen
Membranen van neuronen net als andere cellen: dubbele fosfolipidenlaag met eiwitten en cholesterol

Ionen aan binnen en buitenkant van membraan zorgen voor een elektrische lading: het membraanpotentiaal

Slide 13 - Tekstslide

Natrium-kaliumpomp
(ionenpomp)
  • De natrium-kaliumpomp creëert de rust-potentiaal door kalium de cel in te pompen en natrium uit cel te pompen. 
  • Energie nodig > actief > tegen ionenconcentratie in (concentratieverval) 

Slide 14 - Tekstslide

Natrium-Kaliumpomp
-verbruikt energie omdat het tegen het concentratieverschil in 

Slide 15 - Tekstslide

Natrium-Kaliumpomp(Binas 88)
-verbruikt energie omdat het tegen het concentratieverschil in 
- handhaaft het concentratieverschil (binnenin moet negatief zijn (-70 MV)

Slide 16 - Tekstslide

Natrium-Kaliumpomp(Binas 88)
-verbruikt energie omdat het tegen het concentratieverschil in 
- handhaaft het concentratieverschil (binnenin moet negatief zijn (-70 MV)
- altijd aan het werk, daarom verbruiken zenuwen altijd energie (ook als je slaapt)

Slide 17 - Tekstslide

Impulsen, hoe maak je die?
Een impuls, of elektrisch signaal over een neuron, is de manier waarop informatie door het zenuwstelsel wordt gestuurd.

In een niet actieve neuron (rust) is er een verschil in elektrische lading tussen de binnenkant en de buitenkant van het neuron. gesproken een andere elektrische waarde

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

een impuls bestaat eruit dat de rustpotentiaal van het neuron wordt veranderd. Deze verandering heet actiepotentiaal. 

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaan impuls
In zintuigcellen  kan een impuls ontstaan doordat de prikkel ervoor zorgt dat natriumkanaaltjes open gaan. Omdat er +ionen van buiten weg gaan en er in de cel bijkomen wordt de binnenkant van de cel positiever ten opzichte van de buitenkant van de cel.
 

Slide 21 - Tekstslide

Ontstaan impuls
Dit gebeurt alleen als de prikkel sterk genoeg is, er moeten namelijk meerdere natriumkanaaltjes open gaan voordat de prikkeldrempel is bereikt.
Het impuls ontstaat namelijk als het verschil in lading van -70 naar -50 milivolt gaat. Als dit gebeurd gaan hierdoor alle omliggende natriumkanaaltjes open.

Slide 22 - Tekstslide

Impulsgeleiding
- Neurotransmitters binden / prikkel > doorlaatbaarheid celmembraan verandert > ionkanalen openen 
- Na+ kanalen open > de cel in > lading van -70 naar -50 > dremperlwaarde
- Binnenkant cel is voor 1 ms positief tov buitenkant > actiefase > impuls
- Dan openen K+ kanalen > K+ naar buiten > binnenkant weer negatief tov buiten (-70)
- Verdeling Na+ / K+ is nu anders > natriumkaliumpomp herstelt de verdeling weer > herstelfase = 1 ms

Slide 23 - Tekstslide

fases van een actiepotentiaal
0 overschrijden drempelwaarde
1 depolarisatie
2 repolarisatie
3 hyperpolarisatie
4 rustpotentiaal

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van het actiepotentiaal?
A
Depolarisatie - Repolarisatie - Hyperpolarisatie
B
Repolarisatie - Depolarisatie - Hyperpolarisatie
C
Hyperpolarisatie - Repolarisatie - Depolarisatie
D
Depolarisatie - Hyperpolarisatie - Repolarisatie

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Prikkel > impuls : alles-of-nietsprincipe
Zwakke prikkel > weinig Na+ kanalen open > te weinig Na+ ionen naar binnen > drempelwaarde van - 50 wordt niet bereikt 
Prikkeldrempel :  minimale sterkte die een prikkel moet hebben om een impuls in een zintuigcel te veroorzaken.

Slide 28 - Tekstslide

Aantal begrippen
Drempelwaarde: waarde van de potentiaal  (ongeveer -50 mV) waarbij een impuls ontstaat. Alles of niets principe.
Depolarisatie: binnenkant celmembraan krijgt een positieve lading
Repolarisatie: binnenkant celmembraan wordt weer negatief.
Herstelfase: geen impulsen, natriumkaliumpomp herstelt rustpotentiaal
Impulsfrequentie: aantal impulsen per tijdseenheid. (Afb. 41)
Impulssterkte: grootte van verandeing in elektrische lading = kracht van een zenuwsignaal. Bij zenuwcellen is deze meestal constant zodra de prikkeldrempel is bereikt. (Afb. 41)

Slide 29 - Tekstslide

Hoe heet het minder negatief worden van de membraanpotentiaal tijdens een actiepotentiaal?
A
depolarisatie
B
repolarisatie
C
plateaufase
D
actiepotentiaal

Slide 30 - Quizvraag

Bij een actiepotentiaal
gaan...
A
Eerst Na-ionen naar buiten en daarna K-ionen naar binnen
B
Eerst Na-ionen naar binnen en daarna K-ionen naar buiten
C
Eerst K-ionen naar buiten en daarna Na-ionen naar binnen
D
Eerst K-ionen naar binnen en daarna Na-ionen naar buiten

Slide 31 - Quizvraag

Myelineschede
sprongsgewijze impulsgeleiding
50X sneller dan zonder myelineschede

Slide 32 - Tekstslide

Actie

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide