Neoclassicisme 2/2

NEOCLASSICISME
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NEOCLASSICISME

Slide 1 - Tekstslide

DEZE LES
Afwisselend informatie bestuderen en vragen beantwoorden.

Je leert over de voorstelling, vormgeving, inhoud, functie en kunsthistorische achtergrond van het neoclassicisme.

Inleiding - Bouwkunst - Schilderkunst - Beeldhouwkunst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

INLEIDING
Periode gekenmerkt door een grondige 
oriëntatie op en studie van de klassieke 
oudheid, waarbij de Griekse oudheid nadrukkelijk betrokken wordt. 

Streven naar zuivere en strenge vormen, waarin het voorbeeld van de klassieke oudheid sterk wordt nagevolgd. 

Slide 4 - Tekstslide

1.
Noem twee redenen voor de opkomst van het classicisme in de achttiende eeuw.

Slide 5 - Open vraag

INLEIDING 

- Het is een reactie op de uitbundige vormgeving van de barok en het rococo.

- Daarnaast geven de opgravingen van Pompeï en Herculaneum een grote impuls aan de
interesse voor de klassieke oudheid.

- De Industriële Revolutie en de daarop volgende Franse Revolutie bevestigen de macht van de
rijke burgerij en de opkomst van de democratie als staatsvorm. De nieuwe instituten die met
de opkomst van de rijke burgerij te maken hebben als parlement, regeringsgebouwen,
theaters, banken, musea worden gebouwd in de stijl van het classicisme.


  De opkomst van het classicisme.

Slide 6 - Tekstslide

BOUWKUNST
Onderzoek in Griekenland leidt naar de oervorm van het bouwen.
Veel imitatie, zuivere, sobere bouwvormen, monumentaal.
Openbare gebouwen worden opgetrokken in deze stijl,
met het doel de macht van de staat/overheid te benadrukken.


Slide 7 - Tekstslide

BOUWKUNST
Sobere, strenge vormen en een monumentaal karakter. Ook werden de klassieke zuilenorden Dorisch, Ionisch en Korintisch veel toegepast.

Slide 8 - Tekstslide

Het parlementsgebouw te Wenen.
De klassieke vormen in de neoclassicistische bouwkunst hebben
een SYMBOLISCHE en DECORATIEVE functie.
Leg aan de hand van het gebouw op de afbeelding uit wat
hiermee bedoeld wordt.

Slide 9 - Open vraag

SCHILDERKUNST
De schilderkunst wordt gekenmerkt door:

- een strenge, eenvoudige compositie
- duidelijke vormgeving waarin de omtreklijn een belangrijke rol
   vervult
- koel kleurgebruik
- statische, geposeerde weergave van personen
- De achtergrond bestaat uit een vlakke wand, functioneert als een soort decor.
   Effect: voorstelling straalt serene rust uit, leidt niet af van de inhoud.
- Nadruk op perfecte schildertechniek, duidelijke vormen en lijnen, een heldere voorstelling.

Slide 10 - Tekstslide

SCHILDERKUNST
Er kwam steeds meer belangstelling voor het schilderen van taferelen uit de Romeinse geschiedenis. De reden hiervan was dat men overeenkomsten zag tussen die verhalen en de eigen politieke situatie. Waarden uit de oudheid werden ‘vernieuwd’, afgebeeld in een strenge en strakke, bijna volgens wetten ontwikkelde schilderkunst. Geschilderd volgens de academische voorschriften van die tijd.

De schilder gebruikt het klassieke verhaal van de Horatii als symbool om het ideaal van de Franse revolutie uit te beelden.

Slide 11 - Tekstslide

sleep de juiste begrippen in het kader
KENMERKEN NEOCLASSICISME SCHILDERKUNST
kleding en architectuur afgeleid van de klassieke cultuur
ook eigentijdse kleding
Afgebeelde figuren komen theatraal en geposeerd over.
Afgebeelde personen komen natuurlijk over.
Gebruik van licht donker contrast.
Gelijkmatige belichting.
Dynamische in gecompliceerde compositie.
Heldere statische compositie.
Verfijnd geschilderd.
Grof geschilderd.
Veel dieptewerking in de achtergrond.
Vrij vlakke achtergrond.

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

(Voorstelling)
Waaraan kan je zien dat dame
rijk en voornaam is?

Slide 14 - Open vraag

VOORSTELLING WELGESTELDE DAME
  

- Aan de glanzende stoffen van haar japon en van de fraai beklede fauteuil kun je zien dat ze rijk en voornaam is.
− De vele juwelen duiden op rijkdom.
− Haar zachte, blanke huid verraadt dat zij niet hoeft te werken voor de kost.
− Haar haren zijn zorgvuldig gekapt (met versieringen).
− Het familiewapen, rechts op de achterwand geeft haar voorname afkomst aan.
− De lambrizering met gouden randen suggereert een paleisachtig interieur.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe is met de vormgeving
evenwicht bereikt?

Slide 16 - Open vraag

VORMGEVING EVENWICHTIG

− (compositie) De vrouw vormt het middelpunt van een vrijwel symmetrische compositie. Het hoofd van de vrouw vormt de top van een gelijkbenige driehoek (die aan de randen van het beeld wordt afgesneden) met een horizontale basis die zorgt voor voor rust binnen het beeld.

− (beeldrijm) Een aantal vormen wordt herhaald waardoor beeldrijm ontstaat: de handschoen op de stoel rijmt bijvoorbeeld met haar linkerhand. De stoelleuning wordt herhaald in de gebogen schouders en in het kapsel.

− (licht) Het licht is gelijkmatig verdeeld over de voorstelling,  het licht is op de voorgrond gelijkmatig verdeeld, de achtergrond is donker of gedempt van toon.


Slide 17 - Tekstslide

Waarom lijkt ze zo beklemmend
dichtbij te staan?

Slide 18 - Open vraag

LIJKT BEKLEMMEND DICHT OP DE BESCHOUWER TE STAAN

− Gezicht en borstpartij van de vrouw vullen bijna het hele beeld. De onderrand snijdt haar af onder haar borsten, waardoor zij dicht bij de beschouwer lijkt te staan.

− Door de gedetailleerde stofuitdrukking, doordat de glanzende stof van haar blouse, de veren op haar hoed en de make-up op haar gezicht heel precies is weergegeven, wordt de beschouwer uitgedaagd om het schilderij van heel dichtbij te bekijken.

− Doordat de vrouw met haar rug tegen een blinde muur leunt (met gesloten luiken) kan de toeschouwer zich maar met moeite aan haar aanwezigheid onttrekken en/of sluit de ruimte zich om de beschouwer en de vrouw heen.



Slide 19 - Tekstslide

OLIEVERF EN STOFUITDRUKKING

− Met olieverf kunnen vloeiende (kleur- en lichtdonker) overgangen worden gemaakt (omdat olie langzaam droogt), waardoor overtuigende glans (of dofheid) kan worden bereikt.
− In olieverf blijft de kleurkracht van de pigmenten behouden, waardoor kleuren sterk zijn en/of waardoor zowel heel lichte als heel donkere kleuren mogelijk zijn die bijdragen aan het effect van glans en schaduw.
− De verf kan in transparante lagen over elkaar worden aangebracht, waardoor kleuren diepe nuances krijgen, waarmee glans (van zijde, van huid) kan worden gesuggereerd.
− De verf kan ook dekkend worden aangebracht, waardoor bijvoorbeeld glimlichten/highlights kunnen worden geschilderd.
− In olieverf kan de kwaststreek onzichtbaar worden, waardoor de materie van de verf nauwelijks waarneembaar is.
− Door de soepelheid van olieverf kan met hele kleine penselen gewerkt worden, waardoor veel detaillering mogelijk is.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het doel van het
portret?

Slide 21 - Open vraag

DOEL VAN HET PORTRET

Ingres schilderde een portret in opdracht, dat moet lijken maar ook moet idealiseren: het gaat om de schoonheid van de prinses en haar verheven positie in de samenleving, het moet indruk maken door de zichtbare status, rijkdom van de vrouw en door haar schoonheid.


Slide 22 - Tekstslide

Waarom kan met olieverf een
goede stofuitdrukking worden
bereikt?

Slide 23 - Open vraag

                    BEELDHOUWKUNST
De appel verwijst naar een oud Grieks verhaal over de mooiste godin. Met de appel laat de beeldhouwer zien dat hij op de hoogte is van de klassieken en dat zij de allermooiste is.
Volgens het klassieke schoonheidsideaal naakt uitgebeeld (kennis van anatomie laten zien). Kleding en haardracht geinspireerd door klassieke voorbeelden.
Thema's uit de klassieke oudheid.
Zus van Napoleon afgebeeld als de Griekse godin Afrodite.
Vormen en verhoudingen zijn geperfectioneerd, het figuur van Paolina is geidealiseerd. 
Wit marmer en helemaal glad gepolijst. Het beeld is technisch perfect.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Bekijk De eed van de Horatii van David
en Canova’s Paolina Borghese.

Welke overeenkomsten in vormgeving kun je vinden?
Noem er drie.

Slide 26 - Open vraag