Klas 1H - Chapitre 2 - Herhaling

Aujourd'hui
Herhalen chapitre 2:
- werkwoorden (avoir + ww -er)
- ontkenning
- phrases-clés
- vocabulaire


Les buts: 
- chapitre 2 herhalen - voorbereiden voor de toets
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui
Herhalen chapitre 2:
- werkwoorden (avoir + ww -er)
- ontkenning
- phrases-clés
- vocabulaire


Les buts: 
- chapitre 2 herhalen - voorbereiden voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Ça va?

Slide 2 - Tekstslide

avoir
Wat weet jij nog van het werkwoord avoir?

Slide 3 - Tekstslide

Avoir = hebben
ik heb =
jij hebt = 
hij heeft =
zij heeft =
men heeft / wij hebben =
wij hebben =
u heeft / jullie hebben =
zij hebben = 

Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden op -er
Heel veel werkwoorden eindigen in het Frans op er.
Deze kun je allemaal op dezelfde manier vervoegen.
Hoe moet dat ook al weer?

préférer
téléphoner
arriver
adorer
détester
manger
préparer
chercher
trouver
regarder
aimer
demander
acheter
chercher
trouver

Slide 5 - Tekstslide

werkwoorden op -er
Stam: -er eraf halen

bijvoorbeeld:
de stam van donner = donn

Slide 6 - Tekstslide

werkwoorden op -er
Stam: -er eraf halen
Achter de stam komt een uitgang:
je                    
tu                   
il / elle / on
nous
vous 
ils / elles

Slide 7 - Tekstslide

werkwoorden op -er
Stam: -er eraf halen
Achter de stam komt een uitgang:
je                        + e               
tu                       + es
il / elle / on     + e
nous                 + ons
vous                  + ez
ils / elles          + ent

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

vous (aimer)
A
vous aime
B
vous aimes
C
vous aimons
D
vous aimez

Slide 10 - Quizvraag

elles (préparer)
A
elles préparons
B
elles préparent
C
elles prépare
D
elles préparez

Slide 11 - Quizvraag

tu (trouver)

Slide 12 - Open vraag

je (habiter)
A
j'habite
B
j'habites
C
j'habitez
D
j'habitent

Slide 13 - Quizvraag

hij heeft

Slide 14 - Open vraag

jullie hebben

Slide 15 - Open vraag

Ontkenning

Slide 16 - Tekstslide

Ontkenning
ne ... pas

ne komt voor de persoonsvorm
pas komt achter de persoonsvorm

ne verandert in n' bij een klinker (e, a, i, o, u) of een h
Je n'habite pas à Assen

Slide 17 - Tekstslide

Il aime les pizzas

Slide 18 - Open vraag

ils ont 15 ans

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

soixante-deux
A
52
B
62
C
72
D
82

Slide 21 - Quizvraag

quarante-cinq
A
35
B
45
C
55
D
95

Slide 22 - Quizvraag

quatre-vingt-onze
(noteer het getal)

Slide 23 - Open vraag

soixante-quinze

Slide 24 - Open vraag

Hoe zeg je ...
  1. Sorry, ik zoek de bakker.
  2. Ik wil graag drie croissants.
  3. Het kost €4,20
  4. Ober, de kaart alstublieft.
  5. Alsjeblieft (als je iets geeft).
  6. Bedankt en tot ziens!

Slide 25 - Tekstslide