3.4.1 Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
3.4.2 Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen hieruit afleiden.
3.4.3 Je kunt de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een stamboom over X-chromosomale overerving.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
3.4 Geslachtschromosomen
- Wat weet je nog?
- Uitleg over 3.4
- Aan de slag
Leerdoelen
3.4.1 Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
3.4.2 Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen hieruit afleiden.
3.4.3 Je kunt de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een stamboom over X-chromosomale overerving.
Slide 1 - Tekstslide
Leg uit hoe het geslacht bepaald wordt bij de bevruchting.
Slide 2 - Open vraag
Iemand bekijkt het karyogram van een gezonde kat. Dit karyogram heeft een oneven aantal chromosomen. Is dit karyogram afkomstig van een geslachtscel of van een lichaamscel van de kat?
Slide 3 - Open vraag
Is dit karyogram van een man of vrouw? Leg uit
Slide 4 - Open vraag
Alle nakomelingen uit de F1 hebben genotype Rr.
Welke beschrijvingen horen bij deze nakomelingen?
Alle nakomelingen uit de F1 zijn voor de eigenschap.
Alle nakomelingen hebben dit fenotype:
Homozygoot
Heterozygoot
Slide 5 - Sleepvraag
Geslachtschromosomen
Zaadcel beslist: X --> vrouw, Y --> man.
Eicel geeft altijd ...?
Geslachtschromosomen zitten in alle
lichaamscellen! (want horen bij DNA)
Bij zoogdieren en fruitvliegjes hetzelfde als bij ons. Bij vogels en sommige vissen juist omgekeerd (XX = man en XY = vrouw).
Slide 6 - Tekstslide
X-chromosomaal
Genen liggen soms op geslachtschromosomen.
Y-chromosoom is korter dan X, dus
bevat bepaalde genen niet.
Gen alleen op X = X-chromosomaal, Y
heeft dan dus geen allel voor die eigenschap.
Voorbeeld?
Slide 7 - Tekstslide
Notatie kruisingsschema
Voorbeeld: een kleurenziende moeder, die drager is van het allel voor kleurenblindheid krijgt een kind met een kleurenziende man.
- Wat is de kans is dat er een kleurenblinde zoon wordt geboren?
- Wat is de kans dat er een kleurenblinde dochter wordt geboren?
Slide 8 - Tekstslide
Fruitvliegjes
Bij fruitvliegjes liggen de allelen voor rode en witte oogkleur in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur (XA) is dominant over het allel voor witte oogkleur (Xa).
Een homozygoot vrouwtje met rode ogen wordt gekruist met een mannetje met witte ogen. De F1-vliegjes worden onderling gekruist. Welke fenotypen komen voor in de F2 en in welke verhouding?
Stappen:
1. Genotype ouders vaststellen.
2. Allelen invullen in kruisingsschema.
3. Kruisingsschema verder invullen.
4. Kruisingsschema aflezen --> antwoord.
Slide 9 - Tekstslide
X-chromosomaal
Hoe zie je of de aandoening dominant of recessief is? (als het niet gegeven is).
Dominant dan:
- Check 1: homozygoot gezonde moeder, alle zoons gezond.
- Check 2: ziekte vader, alle dochters ziek
Recessief dan:
- Check 1: zieke moeder krijgt alleen maar zieke zoons.
- Check 2: gezonde vader krijgt alleen maar gezonde dochters.
Slide 10 - Tekstslide
X-chromosomaal
In de afbeelding hiernaast is een stamboom van een familie, waarin rood-groen kleurenblindheid voorkomt. Het allel hiervoor ligt op een X-chromosoom en is recessief t.o.v. het allel voor het zien van normale kleuren.
Van hoeveel % van de kinderen in de laatste generatie kan men verwachten dat ze deze vorm van kleurenblindheid vertonen?
Slide 11 - Tekstslide
In de afbeelding op de vorige slide is een stamboom van een familie, waarin rood-groen kleurenblindheid voorkomt. Het allel hiervoor ligt op een X-chromosoom en is recessief t.o.v. het allel voor het zien van normale kleuren. Van hoeveel % van de kinderen in de laatste generatie kan men verwachten dat ze deze vorm van kleurenblindheid vertonen?
A
0
B
25
C
50
D
100
Slide 12 - Quizvraag
Aan de slag
Maak 40 t/m 48 van 3.4 (af op dinsdag 7 januari).
Klaar? Nakijken. Let op: noteer je het goed?
Begrijp je alles? --> 'ja' op leerdoelenkaart invullen.