MK Zintuigen - oog

Zintuigen - Het oog
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DoktersassistentMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Zintuigen - Het oog

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Aan het eind van de les kun je de verschillende structuren van het oog en hun werking benoemen
  2. Kun je uitleggen wat er bedoeld wordt met het accommoderen van het oog
  3. Kun je uitleggen wat het verschil is tussen bijziend en verziend

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies

Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het oog kan de lens niet boller krijgen, dus de persoon ziet een object dichtbij niet scherp... Hoe nomen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dun oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is accommoderen?
A
Regelen van de hoeveelheid licht dat in het oog mag komen.
B
Scherpstellen van het oog door de bolling van de ooglens te veranderen.
C
Scherpstellen van het oog door de iris te vergroten of te verkleinen.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een adequate prikkel voor een oog is licht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het gekleurde deel in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Hoornlaag
D
Netvlies

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oogspieren draaien het oog in de juiste richting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de doorzichtige vloeistof waarmee het oog is gevuld?
A
vaatvlies
B
traanvocht
C
hoornvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ooglid met __________ beschermen het oog tegen vuil.
A
wenkbrauw
B
wimpers
C
traanklier
D
traanbuis

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Drie lagen van het oog
3. Netvlies (retina)




Slide 14 - Tekstslide

Receptoren om het licht op te vangen
- prikkel wordt een elektrische impuls die via de oogzenuw naar de hersenen gaat
Drie lagen van het oog
3. Netvlies (retina)


Gele vlek (macula)

Blinde vlek (papil)



Slide 15 - Tekstslide

Gele vlek: veel kegels -> kun je het scherpst mee zien (ligt recht achter de pupil)

Blinde vlek: netvlies gaat over in de oogzenuw -> geen staafjes/kegeltjes en kan dus niks zien
Overige anatomie
Lens

Glasachtig lichaam

Voorste oogkamer

Achterste oogkamer

Slide 16 - Tekstslide

Lens: zorgt voor breking van het licht en is noodzakelijk om beelden scherp op het netvlies te krijgen
- werking van lens heet accommoderen

Glasachtig lichaam: gelei -> geeft het oog vorm en zorgt ervoor het het netvlies tegen het vaatvlies aan blijft zitten

Oogkamers bevatten kamervocht
Even in de herhaling...

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel lagen bestaat het oog?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk nummer wordt de lens aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
12

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoornvlies is onderdeel van de harde oogrok
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk nummer wordt de blinde vlek aangegeven?
A
5
B
7
C
9
D
11

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft nummer 9 aan?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Lens
D
Pupil

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk nummer wordt de oogzenuw aangegeven?
A
2
B
3
C
8
D
10

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreflex
Kringspieren

Straalsgewijs lopende spieren

Slide 24 - Tekstslide

In en om je oog zitten veel spiertjes die ervoor zorgen dat je goed en scherp kunt zien.

Als een spier zich samentrekt, dan wordt hij korter
Werking van het oog
Pupilreflex

Accommodatie

Slide 25 - Tekstslide

In en om je oog zitten veel spiertjes die ervoor zorgen dat je goed en scherp kunt zien.
0

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Accommoderen

Slide 27 - Tekstslide

Om een beeld scherp te kunnen zien, is niet alleen voldoende licht nodig wat door de pupil heen valt. Het beeld zal ook scherp op het netvlies moeten vallen.

Je kunt dit vergelijken met het scherpstellen van een camera.

Het licht kaatst van het object af waar je naar kijkt en valt door het hoornvlies en de lens op het netvlies. Als de lichtstralen door de lens heen vallen, dan worden deze gebroken (denk maar aan een regenboog als je schuin door glas heen kijkt)

Vallen deze lichtstralen weer op één punt, dan heb je een scherp beeld.
Accommoderen

Slide 28 - Tekstslide

Als je in de verte kijkt, dan hoeven de lichtstralen minder sterk te breken en de is lens plat.
- Net als bij de pupil zijn hierbij de rechte spieren (de lensbandjes) strakgetrokken en de kringspieren zijn ontspannen

Als je dichtbij kijkt, moeten de lichtstralen sterk breken (een scherpe hoek maken (denk maar aan een bocht tijdens het autorijden) en wordt de lens boller. 
- Hierbij zijn de kringspieren aangespannen en de lensbandjes ontspannen

Dit aanpassen door de lens noemen we accommoderen
Accommoderen

Slide 29 - Tekstslide

Flubberbal van de action?
Als je naar iets in de verte kijkt, dan is de lens...
A
BOL
B
PLAT

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je naar iets in de verte kijkt, dan zijn de lensbandjes...
A
Ontspannen
B
Strak gespannen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de lens bol staat, dan kijk je naar iets...
A
In de verte
B
Wat dichtbij is

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je naar iets kijkt wat dichtbij is, dan zijn de kringspieren...
A
Aangespannen
B
Ontspannen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bijziend
- Myopie = bijziendheid
- Dichtbij goed kunnen zien
- Te bolle ooglens
- Oogbol is langer dan normaal
- Lichtstralen focussen vóór het 
   netvlies

Slide 35 - Tekstslide

Het is dus de bedoeling dat alle lichtstralen op één punt, de gele vlek, van het netvlies terecht komen.

Bijziend -> licht breekt eigenlijk te sterk
Bijziend

Slide 36 - Tekstslide

Het is dus de bedoeling dat alle lichtstralen op één punt, de gele vlek, van het netvlies terecht komen.

Bijziend -> licht breekt eigenlijk te sterk

Holle lens breekt de lichtstralen iets naar buiten, waardoor de sterke breking wordt opgeheven.

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verziendheid
- Hypermetropie = verziendheid
- Veraf goed kunnen zien
- Te platte ooglens
- Lichtstralen focussen achter 
   het netvlies
- Ouderdom: presbyopie

Slide 38 - Tekstslide

Als mensen ouder worden, hebben zij vaak een leesbril nodig. Zij kunnen dichtbij niet goed meer zien. Dit noemen we presbyopie
- door minder elastische ooglens en meer moeite om lens bol te maken
Verziendheid

Slide 39 - Tekstslide

Als mensen ouder worden, hebben zij vaak een leesbril nodig. Zij kunnen dichtbij niet goed meer zien. Dit noemen we presbyopie
- door minder elastische ooglens en meer moeite om lens bol te maken

bolle lens breekt het licht alvast wat voor