Les verbes en "ER"

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"

De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters 

"er"

Als je deze letters weghaalt, dan houd je de  STAM  van het werkwoord over.

Achter de stam komt een UITGANG.

 

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"

Doel van de les :

Als jij een taal goed wilt spreken dan gebruik je vervoegde werkwoorden.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse werkwoorden vervoegd worden.

le verbe donner

je donn e   

 tu donn es

il/elle/on donn e

nous donn ons

vous donn ez

ils/ elles donn ent

Schrijf nu voor jezelf alle vormen van hethet ww inviter op (écouter, jouer)

Denk een de persoonlijke voornaamwoorden,maak een rijtje

je

tu 

il elle on

nous

vous

ils elles

Het regelmatige werkwoord op "er"

LET OP :

in plaats van een persoonlijk voornaamwoord kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord staan

Bijvoorbeeld :

Julien  mange une pizza

Julien et Géraldine mangent le chocolat.

Het regelmatige werkwoord op "er"

Klaar voor de quiz?

wat is de juiste uitgang ?

1. je donnes
2. tu donnes
3. il donnent
4. elle donnez

Wat is de juiste uitgang ?

1. il cherche
2. elle cherchent
3. vous cherchons
4. nous cherchez

Waar is de juiste uitgang ?

1. Tu parle français ?
2. Tu parlez français ?
3. Tu parlons français ?
4. Tu parles français ?

Waar is de juiste uitgang ?

1. Nous adorons le coca
2. nous adorez le coca
3. vous adorent le coca
4. ils adores le coca

wat is de juiste combinatie ?

1. tu détestez le thé
2. je détestons le thé
3. nous déteste le thé
4. ils détestent le thé

wat is de juiste combinatie ?

1. Papa et Maman regarde le film
2. Papa et Maman regardent le film
3. Papa et Maman regardez le film
4. Papa et Maman regardes le film

mes deux soeurs .....une quiche

1. prépare
2. préparent
3. prépares
4. préparons

nous ......à faire des crêpes

1. aidez
2. aide
3. aidons
4. aident

Terugkijk werkwoord AVOIR
kies het juiste antwoord

1. Pierre as 12 ans
2. Gilles a 13 ans
3. Natacha ont 14 ans
4. Lucie ai 15 ans

le verbe avoir

1. Papa et Maman ont faim
2. Papa et Maman a faim

Mon frère .....une copine

1. ont
2. ai
3. a
4. as

Noël et Patricia ....un croissant.

1. as
2. a
3. avons
4. ont

Nous ..... un problème

1. ai
2. a
3. avez
4. avons

dernière question.....

Vous .....la baguette ?

1. avons
2. avez
3. ont
4. as

Les exercices

Oefen verder op de "pink panter site", de link staat in je eigen learnbeat groep Frans, week 7.

Je mag ook DUOlingo doen, of de woordjes voor week 10 leren.